SP_PA 3 H3 vwo 4 herhaling Imperfecto & bijwoorden

• Spaans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Paso Adelante 3 - Hoofdstuk 3

Doel/Objetivo: 

kennismaken met de Bijwoorden 

Pretérito Imperfecto herhalen

Aan het einde van de les.....kan ik de meeste onderdelen van H3

Vorm van het bijwoord (Spaans)

1. Zet het bijvoeglijk naamwoord in vrouwelijke vorm.
   
2. Bijvoeglijk naamwoord vrouwelijke vorm + -mente.

VOORBEELD:

rápido --> rápida --> rápidamente

Ana trabaja rápidamente. =  Ana werkt snel.

Bijvoeglijknaamwoorden die eindigen op -o moet je in vrouwelijke vorm zet.

Bijvoeglijk naamwoord (zegt iets over het zelfstandig naamwoord)	Bijwoord (de manier hoe iets is gedaan)
Rápid o (snel)	Rapid a mente
Amabl e (aardig)	Amabl e mente
Norma l (normaal)	Norma l mente
Lamentabl e (jammer)	Lamentabl e mente

Let op!

Er zijn 2 onregelmatige bijwoorden:

Bueno (goed) --> Bien

Malo (slecht) --> Mal

Verander het BN in een bijwoord
HUMILDE (bescheiden)

Verander het BN in een bijwoord
SIMPÁTICO (aardig)

Verander het BN in een bijwoord
MISERABLE (ellendig)

Verander het BN in een bijwoord
ALEGRE (vrolijk)

Verander het BN in een bijwoord
ENAMORADO (verliefd)

Verander het BN in een bijwoord
Malo (slecht)

https:

Imperfecto

Imperfecto

	hablar	comer/vivir	ser	ir	ver
(yo)	habl aba	com ía	era	iba	veía
(tú)	habl abas	com ías	eras	ibas	veías
(él, ella/usted)	habl aba	com ía	era	iba	veía
(nosotros/-as)	habl ábamos	com íamos	éramos	íbamos	veíamos
(vosotros/-as)	habl abais	com íais	erais	ibais	veíais
(ellos/-as/ustedes)	habl aban	com ían	eran	iban	veían

Imperfecto
Jij zag = ...

1. viste
2. veías
3. ves
4. vas

Imperfecto
Hij praatte = ...

1. habló
2. hablaba
3. hablo
4. habla

imperfecto: (ella) trabajar

1. trabajaba
2. trabajaste

imperfecto: (Juana) tener

1. tenías
2. tenía

Wat hoort bij welke verleden tijd?

Indefinido

Imperfecto

'het was er al'

herhaling

actie

afgesloten

gewoontes

geen duidelijk begin & eind

reden

duidelijk begin & eind

'het gebeurde'

INDEFINIDO

IMPERFECTO

El verano pasado

todas las semanas

en 1999

ayer

antes

normalmente

a menudo

Hace dos días

15A. zet het werkwoord in de IMPERFECTO

1 Diego ES bajo y un poco gordo.

15A. zet het werkwoord in de IMPERFECTO

2 VIVE en un pueblo cerca de Buenos Aires.

15A. zet het werkwoord in de IMPERFECTO

3 Sus perros siempre ESTÁN en el jardín.

15A. zet het werkwoord in de IMPERFECTO

4 Todos los días mucha gente famosa VIENE a su casa.

15A. zet het werkwoord in de IMPERFECTO

5 ¿VIVES también en Buenos Aires?

Welk ww is NIET in de imperfecto vervoegd?

1. trabajé
2. hacía
3. hablaba
4. comías

aprenderespanol.org

quizlet.com