Grollball Quiz H3

der ultimative Grollball
Wie viel wisst ihr über Deutsch?
1 / 53
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

der ultimative Grollball
Wie viel wisst ihr über Deutsch?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Das ist Grollball!
Wir spielen einen Quiz... 

  • Test jouw kennis over verschillende thema's
  • Ontvang punten of... Steel punten weg!

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Das ist Barry <3

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Punkte sammeln
Elk team start met 2 punten. 

Vraag goed beantwoord = 1 punt
Scoor met Barry = 1 punt
Team op eerste plek? = 
2 bonuspunten

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Punkte ausgeben
Je kunt elke ronde kiezen:
 
1. Geef jouw team punten
2. Steel punten van een ander team 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Teams machen
1. Maak een team van 3-4 spelers.
2. Bedenk een passende naam voor jullie team. 
3. Eén van jullie logt in met de naam van jullie team. 
(gebruik de code hieronder).
timer
5:00

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Runde eins
Thema: die Schweiz!

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

De afkorting van Zwitserland is:
A
A
B
Ch
C
D
D
S

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de officiële talen van Zwitserland?
A
Duits en Frans
B
Duits en Italiaans
C
Duits en Retro-romaans
D
Duits, Frans, Italiaans en Retro-romaans

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel inwoners heeft Zwitserland?
A
8,9 miljoen
B
8,7 miljoen
C
83,2 miljoen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heten de provincies in Zwitserland?
A
Bundesland
B
Kanton
C
Kommitat
D
Provinz

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Als je in Zwitserland iemand begroet, wat zeg je dan?
A
Grüß Gott
B
Servus
C
Grüezi
D
Ciao

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de hoofdstad van Zwitserland?
A
Wenen
B
Berlijn
C
Bern
D
Hamburg

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de hoogste berg van Zwitserland?
A
Dufourspitze
B
Matterhorn
C
Jungfrau
D
Monte Rosa

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de grootste stad in Zwitserland?
A
Basel
B
Bern
C
Genève
D
Zürich

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Runde zwei
Thema: 1e, 3e, 4e naamval

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Grammatik
kies uit: 1e, 3e en 4e naamval

(jij) ________ hast (hem)____________ das erzählt.
A
Du - ihm
B
Du - ihn
C
Du - er
D
Dir - er

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Grammatik
kies uit: 1e, 3e en 4e naamval

Darf ich (jij)____________fotografieren?
A
du
B
dir
C
dich
D
er

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Welk rijtje klopt; vrouwelijke lidwoorden der-Gruppe? (1e, 3e, 4e naamval)
A
die-dem-der
B
die-der-die
C
die-der-der
D
die-die-der

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Geef aan in welke naamval je het woord tussen haakjes moet zetten.
Ich habe ..... (mein) Auto gestern gewaschen.
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Welke naamval hebben de volgende voorzetsels "durch, für, ohne, um, bis, gegen"
A
3e naamval
B
1e naamval
C
4e naamval

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Theorie:
Het werkwoord 'bleiben' heeft de
A
4e naamval
B
3e naamval
C
3e of 4e naamval
D
1e naamval

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

In welke naamval staat het zinsdeel 'nach einer Stunde' ?
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Runde drei
Ausspracheregeln

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Welche Aussprache ist richtig?
hören
A
o
B
eu
C
oi
D
oo

Slide 26 - Quiz

Wörter
Hoe moet je deze letter uitspreken?

ß (voorbeeld: Straße)
A
Als een B
B
Als een S

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Welche Aussprache ist richtig?
Leute
A
o
B
eu
C
oi
D
oo

Slide 28 - Quiz

Wörter
Welche Aussprache ist richtig?
München
A
oe
B
uu

Slide 29 - Quiz

du
Welche Aussprache ist richtig?
Mädchen
A
a
B
aa
C
e
D
ee

Slide 30 - Quiz

käse
Welche Aussprache hörst du?
A
a = a
B
a = aa
C
ä = e
D
ä = ee

Slide 31 - Quiz

käse
Welche Aussprache hörst du?
A
z = s
B
z = ts

Slide 32 - Quiz

Wörter
Welche Aussprache ist richtig?
Häuser
A
oi
B
au
C
aa
D
ai

Slide 33 - Quiz

du
Welche Aussprache ist richtig?
hören
A
o
B
eu
C
oi
D
oo

Slide 34 - Quiz

Wörter
Hoe moet je deze letter uitspreken?

ß (voorbeeld: Straße)
A
Als een B
B
Als een S

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Welche Aussprache ist richtig?
Leute
A
o
B
eu
C
oi
D
oo

Slide 36 - Quiz

Wörter
Welche Aussprache ist richtig?
München
A
oe
B
uu

Slide 37 - Quiz

du
Welche Aussprache ist richtig?
Mädchen
A
a
B
aa
C
e
D
ee

Slide 38 - Quiz

käse
Welche Aussprache hörst du?
A
a = a
B
a = aa
C
ä = e
D
ä = ee

Slide 39 - Quiz

käse
Welche Aussprache hörst du?
A
o = o
B
ö = eu

Slide 40 - Quiz

Wörter
Welche Aussprache hörst du?
A
u = oe
B
ü = uu

Slide 41 - Quiz

du
Runde vier
Reflexive Verben

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Maak de volgende zin af (wederkerend werkwoord):
"Wir haben... über das Thema unterhalten."
A
euch
B
uns
C
sich
D
ihn

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Maak de volgende zin af:
Ich wasche .... das Gesicht.
A
dir
B
uns
C
mir
D
sich

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Maak de volgende zin af:
Beeilst du .... bitte?
A
uns
B
dich
C
sich
D
euch

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Maak de volgende zin af:
Er langweilt .... sehr.
A
mich
B
uns
C
sich
D
euch

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Maak de volgende zin af:
Ich werde wach, ich strecke ... und stehe auf.
A
mir
B
mich
C
uns
D
euch

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

Maak de volgende zin af:
Ihr ärgert .... jeden Tag.
A
uns
B
sich
C
euch
D
mich

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

Maak de volgende zin af:
Ich putze .... die Zähne.
A
dir
B
sich
C
mir
D
euch

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

Maak de volgende zin:
Du erkältest .... ohne Jacke!
A
sich
B
dir
C
dich
D
mich

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions

Bonuspunkte!
Das Team was zwei Bonuspunkte kriegt, ist...

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Und der Gewinner ist...

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

Slide 53 - Slide

This item has no instructions