4gta - BL herh

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Dinsdag 9 februari
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Dinsdag 9 februari

Slide 1 - Slide

Lesinhoud: 

  1. Wat weet je nog van...?
  2. oefenen voor examen
    Begrijpend lezen

Slide 2 - Slide

welke vorm van lezen behandelen we NIET bij begrijpend lezen?
A
snel lezen
B
globaal lezen
C
zoekend lezen
D
oriënterend lezen

Slide 3 - Quiz

Met begrijpend lezen heb ik doorgaans
A
Geen moeite
B
Weinig moeite
C
Aardig wat moeite
D
Veel moeite

Slide 4 - Quiz

Lezen met als doel om informatie te onthouden. Deze strategie heet:
A
studerend lezen
B
begrijpend lezen
C
oriënterend lezen
D
nauwkeurig lezen

Slide 5 - Quiz

Een tekst heeft...
A
altijd een hoofdgedachte
B
niet altijd een hoofdgedachte
C
nooit een hoofdgedachte

Slide 6 - Quiz

Het onderwerp van de tekst staat...
A
altijd in de hoofdgedachte
B
soms in de hoofdgedachte
C
nooit in de hoofdgedachte

Slide 7 - Quiz

Wat is waar over een hoofdgedachte?
A
De hoofdgedachte is niet te vinden.
B
De hoofdgedachte is nooit een vraag.
C
De hoofdgedachte staat altijd in het slot.

Slide 8 - Quiz

Hoofdzaak of bijzaak?
Deelonderwerp
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 9 - Quiz

Een volledige zin gebruik je bij een..
A
onderwerp
B
deelonderwerp
C
hoofdgedachte
D
onderwerp en deelonderwerp

Slide 10 - Quiz

één of enkele woorden
A
onderwerp
B
deelonderwerp
C
hoofdgedachte
D
onderwerp en deelonderwerp

Slide 11 - Quiz

Een deelonderwerp bestaat altijd uit één alinea.
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

Het onderwerp van een alinea noem je:
A
onderwerp
B
deelonderwerp

Slide 13 - Quiz

Zijn er tussenkoppen die deelonderwerpen aanduiden?
A
Beide tussenkopjes duiden een deelonderwerp aan.
B
Beide tussenkopjes duiden geen deelonderwerp aan.
C
Een van de twee tussenkopjes duidt maar een deelonderwerp aan.

Slide 14 - Quiz

Wat is een deelonderwerp?
A
Tussenkopje van een alinea
B
Geen idee
C
Alinea
D
Kern

Slide 15 - Quiz

Wat kan een deelonderwerp zijn als de tekst over corona gaat?
A
Ziekteverschijnselen
B
Spelregels
C
Ijsjes
D
Voetbal

Slide 16 - Quiz


Tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
D
Overhalen

Slide 17 - Quiz


Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overhalen
C
Amuseren

Slide 18 - Quiz

Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overhalen
C
Amuseren

Slide 19 - Quiz

Tekstdoel?
A
informeren
B
overtuigen
C
ontspannen
D
ontroeren

Slide 20 - Quiz

'Ook'
A
chronologisch tekstverband
B
tegenstellend tekstverband
C
toelichtend tekstverband
D
Opsommend tekstverband

Slide 21 - Quiz

'Bovendien'
A
chronologisch tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
toelichtend tekstverband

Slide 22 - Quiz

Signaalwoorden met tijd:
welk tekstverband?
A
chronologisch tekstverband
B
biografisch tekstverband
C
opsommend tekstverband
D
voorwaardelijk tekstverband

Slide 23 - Quiz

Signaalwoord ’verder’ verwijst naar het tekstverband:
A
opsommend tekstverband
B
tegenstellend tekstverband
C
chronologisch tekstverband
D
redengevend tekstverband

Slide 24 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoorden 'doordat'?
A
opsommend tekstverband
B
tegenstellend tekstverband
C
oorzakelijk tekstverband
D
redengevend tekstverband

Slide 25 - Quiz

Welk tekstverband is typerend voor een instructie?
A
vergelijkend tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
oorzaak-gevolgverband
D
chronologisch tekstverband

Slide 26 - Quiz