Week 38, les 2 Lidwoord en zelfstandig naamwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

5 B's

1. Je komt netjes Binnen
2. Je doet je Beller in de telefoontas
3. Je legt je Boeken/device op je tafel
4. Je gaat op je Billen zitten
5. Je kijkt naar het Bord 

10 minuten lezen!

Leerdoel:

• Na deze les kan je lidwoorden en zelfstandige naamwoorden herkennen

Zelfstandige naamwoorden (zn)

• woorden voor een: mens / dier / plant / ding / gevoel.
• eigennamen (jouw naam!).
• hebben meestal een enkelvoud en een meervoud.
• kun je meestal verkleinen.
• kun je meestal de, het of een voor zetten.

Wat is het (zn) in de volgende zin:

"De cavia's zijn heel schattig en harig."

Hoeveel (zn) staan er in de volgende zin?

"Tijdens het concert in het park raakten Kumar en Anne doorweekt door de regen, want ze waren allebei een poncho vergeten."

1. 3
2. 4
3. 5
4. 6

Lidwoorden (lw)

• horen altijd bij een zelfstandig naamwoord.
• de + het = bepaalde lidwoorden (blw).
• een = onbepaald lidwoord (olw).
• Soms staan tussen het (lw) en het (zn) nog andere woorden.

Hoeveel lidwoorden staan er in deze zin?

"Tijdens het concert in het park raakten Kumar en Anne doorweekt door de regen, want ze waren allebei een poncho vergeten."

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Welk (blw) en (zn) horen bij elkaar?

"De wilde cavia woont op een open vlakte in Zuid-Amerika"

Welk (olw) en (zn) horen bij elkaar?

"De wilde cavia woont op een open vlakte in Zuid-Amerika"

Zelf aan de slag!

• Maak opdracht 1 t/m 7 
• Boek: blz. 202
• Digitaal: Cursus 5 Grammatica > § 3 WS: Lidwoord en zelfstandig naamwoord
• Als je een vraag hebt, steek je vinger op!

Huiswerk! 

• Opdracht 1 t/m 7
• Boek: blz. 202
  
• Digitaal: Cursus 5 Grammatica > § 3 WS: Lidwoord en zelfstandig naamwoord 
• Toets: donderdag 29 september: Werkwoorden, Persoonsvorm, lidwoorden en zelfstandige naamwoorden