This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
H5.1+5.2
Nieuwe steden +
werken in de stad
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je:
Uitleggen waardoor er nieuwe steden ontstonden
Uitleggen wie de stad bestuurde
Slide 2 - Slide
Klassikaal lezen
Lezen blz. 70+71
Slide 3 - Slide
We gaan bezig met het tijdvak steden en staten. We laten de tweede helft van de middeleeuwen beginnen in het jaar 1000. De middeleeuwen eindigen in het jaar 1500..
Slide 4 - Slide
Late Middeleeuwen
Tijd van Steden en Staten (1000-1500), er verandert veel:
Verbetering in de landbouw
Er blijft eten over
Er komt meer handel
Bevolking groeit.
Er ontstaan steden.
Dit is een plattegrond van Zwolle in de Middeleeuwen. Je ziet dat de kerk een centrale plek heeft in de stad en dat er dankzij de muur en de gracht veel bescherming is.
Slide 5 - Slide
Verbeteringen
Tijdens de eerste helft van de middeleeuwen werd het drieslagstelsel uitgevonden. Een stuk landbouwgrond werd verdeeld in 3 stukken. 1 stuk werd verbouwd met zomergraan, 1 met wintergraan en 1 stuk lag braak.
Door het drieslagstelsel ging de voedselproductie omhoog.
Slide 6 - Slide
Nog meer verbeteringen
In de tweede helft van de middeleeuwen werd de landbouw nog meer verbeterd. Boeren gingen hun land bemesten, het Arabisch halsjuk werd gebruikt en boeren gingen paarden voor de ploeg spannen ipv ossen.
Slide 7 - Slide
Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)
1000: Vanaf het jaar duizend ontstaan er grotere steden in Europa, dit gebeurt langs handelsknooppunten!
Slide 8 - Slide
Steden ontstaan
Wat valt je op als je naar de steden kijkt?
Slide 9 - Slide
Steeds meer handel
Verbeteringen in de landbouw leveren meer oogst op.
Het eten dat overblijft wordt verkocht of geruild op markten.
Geld wordt steeds meer gebruikt als (handig) ruilmiddel.
Handelaren komen daardoor in verschillende landen en nemen andere spullen mee zoals wijn uit Frankrijk.
Iedere stad had zijn eigen munten. Omdat er zoveel verschillende munten waren kon je in iedere stad de juiste munten kopen/ruilen.
Op dit plaatje zie je zo een wisselkantoor! De geldmeester weegt de munten, hoe zwaarder de munt hoe meer die waard is.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Zelfstandig lezen
Lezen 5.1 blz. 72+73
Daarna kunnen uitleggen wat je hebt gelezen
we draaien het rad.
timer
5:00
Slide 12 - Slide
Steden ontstaan
Handelaren komen vaak op dezelfde plek: om te overwinteren en hun spullen op te slaan.
Deze plekken liggen op een goede plek: kruispunten van wegen en/of rivieren, meestal in de buurt van een kasteel of klooster.
Op de jaarmarkt werd van alles verkocht: kleding, varkens, graan, potten, etc. Op de afbeeldingen zie je sommige van de producten terug. Je ziet ook goed dat de handelaren mooie kleding hadden, zij werden steenrijk van de handel!
Slide 13 - Slide
Ontwikkeling van steden
De steden ontstonden pas in de late middeleeuwen.
In de stad is het ook onveilig door ziektes als de pest en kans op brand.
Wat zag je als je een middeleeuwse stad binnen ging?
Steden in de middeleeuwen waren bijna helemaal van hout. Alleend de kerk, muren en huizen van de rijken waren van steen.
Slide 14 - Slide
Wat zie je als je een middeleeuwse stad zou binnen lopen?
Wat zie je als je een middeleeuwse stad zou binnen lopen?
Het was er druk en krap: de meeste steden waren niet groter dan 5000 inwoners, maar omdat het er klein en smal was leek het veel drukker.
De markt
Deze geestelijken houden een processie: een tocht door de stad om hun geloof in God te laten zien. Soms werd dit gedaan om boete te doen.
De winkels waren meestal duidelijk te herkennen aan uithangborden, waarop symbolen van de ambachten stonden, zoals een vis of brood.
In principe mocht iedereen de stad binnen, zolang je maar geen (grote) wapens meenam. Messen moesten worden gemeten: was een mes te groot dan moest je hem bij de stadspoort achterlaten.
Inwoners van een stad noemen we tegenwoordig vaak burgers, maar in de Middeleeuwen werd meestal de term poorter gebruikt: iemand die binnen de poorten van een stad woont.
Een van de grootste gevaren van een middeleeuwse stad was brand. De meeste huizen waren van hout, en een klein vuurtje kon binnen enkele dagen de halve stad in as hebben gelegd. Ambachten waarbij veel vuur werd gebruikt, zoals bijvoorbeeld een smederij, bevonden zich daarom op speciale plekken in de stad.
Schapen, kippen, honden en varkens: er liepen in een stad vaak net zoveel dieren als mensen rond.
Niet alle straten waren bestraat: na een regenbui was het een grote modderpoel, waarbij het (huis)vuil door de straten spoelde.
Riolering of een vuilnisdienst bestond nog niet. Mensen gooiden hun afval soms gewoon op straat of in de gracht. Het stonk er dus nogal, vooral ’s zomers. Die viezigheid was ook gevaarlijk. Het vuil trok ongedierte aan, zoals ratten. Hierdoor braken er ziekten uit.
Water (om te drinken en om schoon te worden) werd uit de gracht gehaald. Inderdaad: 500 meter verderop was er nog afval in gegooid...
De schandpaal was één van de straffen die je in de Middeleeuwen kon krijgen.
Er waren maar een paar gebouwen van steen in een middeleeuwse stad, zoals bijvoorbeeld de kerk of het stadhuis. Later komen er meer stenen gebouwen bij, zoals bijvoorbeeld de gildenhuizen.
Huizen in deze bouwstijl noem je vakwerkhuizen: de balken in de muren zorgen voor de stevigheid van het huis. De ruimte tussen de balken worden opgevuld met takken van bijvoorbeeld wilgen. Vervolgens worden ze geplamuurd met een mengsel van stro en leem.
In een stad was van alles te vinden: eten, drinken, handel en vermaak. Het was er vies, maar mensen kwamen er graag.
Slide 15 - Slide
Stadsrechten
Een stad met stadsrechten mag een stadsmuur bouwen.
De stad mag zelf rechtspreken
De inwoners van een stad waren vrije burgers (geen bezit van de heer)
In ruil voor deze rechten moet de stad belasting betalen aan de heer.
Slide 16 - Slide
Wie is de baas?
Door de stadsrechten mocht de stad zelf bepalen wat ze deden:
De schout is een soort baas van de politie (rakkers)
Samen met de schepenen bepaalde hij de straf. (rechters)
De burgemeester (soms meer dan één) was de baas van de raad.
Slide 17 - Slide
Aan het werk
Maken werkboek 5.1
Opdr: 1+2+3+5+8+10
Bladzijde 94+95+96
10 min Zs 10 min Zf
timer
20:00
Slide 18 - Slide
5.2 Werken in de stad
Leerdoelen: aan het einde van de les kan jij;
uitleggen wat een ambacht is.
uitleggen hoe het werken in de stad was geregeld. (gilden)
uitleggen wat Hanzesteden zijn.
Slide 19 - Slide
Ambacht
In de middeleeuwen maakten mensen vaak een heel product met de hand. Denk hierbij aan een ton, mand of een zwaard.
Zo'n beroep noemen we een ambacht.
Slide 20 - Slide
Gilde
Om een ambacht uit te oefenen moest je eerst lid worden van een gilde.
Je kwam in dienst bij een meester. Als je genoeg had geleerd, mocht je een meesterproef doen. Bij een voldoende mocht je zelf een zaak beginnen.
Slide 21 - Slide
Hanzesteden
In Nederland waren ook steden lid van de Hanze. Vooral steden aan de kust en rivieren werden lid. Een lidmaatschap gaf de steden en hun handelaren een aantal voordelen.
Slide 22 - Slide
Controle vragen
We draaien het rad.
Slide 23 - Slide
Waardoor ontstond er meer handel tijdens de Middeleeuwen?
A
De Vikingen stopten met hun aanvallen en landbouwoverschotten
B
Mensen waren bang voor de Vikingen
C
Landbouwoverschotten en mensen wilden van hun spullen af
D
Dat moest van de heer
Slide 24 - Quiz
Waar ontstonden in de Middeleeuwen geen steden?
A
Bij een rivier
B
Een kruispunt van wegen
C
Een kasteel
D
Onveilige plek
Slide 25 - Quiz
Wat is geen verbetering in de landbouw tijdens de middeleeuwen?
A
Arabisch halsjuk
B
Houten ploeg
C
Drieslagstelsel
D
Bemesten
Slide 26 - Quiz
Welke beroepen ontstaan er tijdens de Middeleeuwen?
A
Boer en piloot
B
Bierbrouwer en kleermaker
C
Stratenmaker en duiker
D
Piloot en horlogemaker
Slide 27 - Quiz
Aan het werk
Maken werkboek 5.2
Opdr: 1+2+8
Bladzijde 97+98+99
timer
10:00
Slide 28 - Slide
Nakijken 5.1 + 5.2
Slide 29 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je:
Uitleggen waardoor er nieuwe steden ontstonden
Uitleggen wie de stad bestuurde
uitleggen wat een ambacht is.
uitleggen hoe het werken in de stad was geregeld. (gilden)