4H - Chapitre 1 - La rentrée

Programme d'aujourd'hui 
  • Introduction aux cours de français
  • Qui suis-je
  • Quiz 
  • Activité
1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Programme d'aujourd'hui 
  • Introduction aux cours de français
  • Qui suis-je
  • Quiz 
  • Activité

Slide 1 - Slide

Le matériel
  • Le livre "Grandes Lignes"
  • Un ordinateur (pour Grandes Lignes Online et Learnbeat)
  • Des écouteurs 
  • Learnbeat
  • De studiewijzer

Slide 2 - Slide

Je me présente...
  • Je m'appelle ... 
  • J'habite à .... 
  • Je parle ... 

Slide 3 - Slide


Quelques questions sur toi. 

Slide 4 - Slide

Ik vind het vak Frans...
A
Leuk
B
Leuk maar wel moeilijk
C
Ik weet niet waarom ik dit vak heb gekozen.

Slide 5 - Quiz

Mijn niveau voor Frans is ...
A
Goed
B
Gemiddeld
C
Slecht
D
Kan nog beter

Slide 6 - Quiz

Ik ben goed in ...
A
Leesvaardigheid
B
Spreekvaardigheid
C
Luistervaardigheid
D
Schrijfvaardigheid

Slide 7 - Quiz

Ik ben slecht in ....
A
Leesvaardigheid
B
Spreekvaardigheid
C
Schrijfvaardigheid
D
Luistervaardigheid

Slide 8 - Quiz

Wat heb je dit jaar nodig voor het vak Frans?
Hoe kan jouw docent Frans jou ondersteunen dit jaar?

Slide 9 - Mind map

Wat is een goeie docent volgens jou?
Heb je nog tips voor mij.

Slide 10 - Mind map

Wat vond je leuk aan jouw vorige docent(en) Frans

Slide 11 - Mind map

Slide 12 - Slide

Wij hebben
A
nous sommes
B
nous avons
C
nous est
D
nous a

Slide 13 - Quiz

Maak de volgende zin ontkennend:
'Vous mangez au restaurant ce soir?"
A
Vous mangez pas au restaurant ce soir?
B
Vous mangez ne pas au restaurant ce soir?
C
Vous ne mangez pas au restaurant ce soir?

Slide 14 - Quiz

93
A
soixante-treize
B
quatre-vingt-treize
C
soixante-trois
D
quatre-vingt-trois

Slide 15 - Quiz

Gebruik het juist bezittelijk voornaamwoord:
" {Zijn} soeur a 3 enfants"
A
Sa
B
Son
C
Ses

Slide 16 - Quiz

Maak de volgende zin ontkennend:
"C'est mon film préféré. "
A
C'est ne pas mon film préféré
B
Ce n'est mon film préféré.
C
Ne c'est pas mon film préféré.
D
Ce n'est pas mon film préféré

Slide 17 - Quiz

Zijn zijn =
A
Ils / Elles sont
B
Ils / Elles ont

Slide 18 - Quiz

Gebruik het juist bezittelijk voornaamwoord:
"{Uw} chien est parti"
A
Vous
B
Votre
C
Vos

Slide 19 - Quiz

Zet het werkwoord in présent :
"Tu {adorer} le foot"
A
adores
B
adore
C
adorent

Slide 20 - Quiz

100
A
cent
B
mille

Slide 21 - Quiz

Zet het werkwoord in passé composé:
"Vous {jouer} au poker"
A
Vous êtes joué
B
Vous jouez
C
Vous avez joué
D

Slide 22 - Quiz

Kies de juiste vorm:
"Sophie a les cheveux ... "
A
blond
B
blonde
C
blonds
D
blondes

Slide 23 - Quiz

Kies de juiste vorm:
"Il a deux {...} soeurs"
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 24 - Quiz

Wat zijn de uitgang van de présent van werkwoorden op -er
A
-e / -es / -e / -ons / -ez / -ent
B
-es / -es / -e / -ons / -ez / -ont
C
-es / -e / -e / -ons / -ez / -ent

Slide 25 - Quiz

Gebruik het juiste bijvoeglijk naamwoord:
"J'ai acheté une {nieuw} horloge"
A
nouvelles
B
nouveau
C
nouveaux
D
nouvelle

Slide 26 - Quiz

Nu =
A
parfois
B
maintenant
C
jamais
D
peut-être

Slide 27 - Quiz

Activité
Présente-toi. Donnes les informations suivantes: 
  • Matière préférée (pourquoi? )
  • Prof préféré (pourquoi?)
  • Meilleur(e) ami(e) (dans la classe?) --> Décris-la
  • Famille (décris ton père, ta mère et tes frères et soeurs
  • Sport (combien de fois par semaine tu t'entraines)
  • Hobby (pourquoi? ) 
  • âge
  • ...
  • Utilise powerpoint / piccolage
  • Utilise des photos!

Slide 28 - Slide