This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
nauwkeurig en verkennend lezen.
Slide 1 - Slide
Informatie geven
De lezer overtuigen van je mening
Overhalen om iets te doen of kopen
De lezer vermaken
Informeren
Overtuigen
Activeren
Amuseren
Slide 2 - Drag question
Vandaag leer je...
- wat verkennend en nauwkeurig lezen is
- wat een alinea is
- wat onderwerpen en deelonderwerpen zijn
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Verkennend lezen
Doel
=
Het onderwerp en het tekstdoel van de tekst bepalen
Slide 5 - Slide
leesstrategieën
- verkennend lezen ("oppervlakkig" bekijken: plaatje, kopjes enz. Doel is bepalen van het onderwerp van de tekst)
- nauwkeurig lezen (alles intensief lezen. Doel is de tekst helemaal begrijpen).
Slide 6 - Slide
De zeven stappen
Bekijk:
1. Titel
2. Eerste zinnen
3. Tussenkopjes
4. Laatste zinnen
5. Anders gedrukte woorden
6. Illustratie
7. Bronvermelding
Slide 7 - Slide
Het onderwerp bepalen
Na het (verkennend) lezen kun je het onderwerp van de tekst bepalen.
Het onderwerp is kort geformuleerd en is geen vraag of zin die begint met een vraagwoord.
Slide 8 - Slide
Fout geformuleerd
Het onderwerp is
Hoe ontstaat een bijensteek?
Waarom haal je lage cijfers?
Goed geformuleerd
Het onderwerp is
Het ontstaan van een bijensteek
Redenen voor lage cijfers
Slide 9 - Slide
Een deelonderwerp
is een onderwerp dat wordt besproken in een alinea. Soms staan er tussenkopjes (korte deeltitels) boven deelonderwerpen.
Bijvoorbeeld:
Onderwerp van de tekst = Opwarming van de aarde
Deelonderwerpen =
1. Het ontstaan
2. De toekomst
3. Maatregelen
Slide 10 - Slide
'Je leest de tekst helemaal, omdat je hem wilt begrijpen'
A
Verkennend lezen
B
Nauwkeurig lezen
C
Zoekend lezen
D
Studerend lezen
Slide 11 - Quiz
Je bekijkt de tekst om een eerste indruk te krijgen. Deze strategie noem je...
A
Verkennend lezen
B
Nauwkeurig lezen
C
Zoekend lezen
D
Studerend lezen
Slide 12 - Quiz
Bij verkennend lezen, lees je de tekst:
A
Helemaal
B
Voor de helft
C
Niet
Slide 13 - Quiz
In de ... vertelt de schrijver meer over het onderwerp.
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot
Slide 14 - Quiz
In de ... vertelt de schrijver waar de tekst over gaat.
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot
Slide 15 - Quiz
In het ... maakt de schrijver een duidelijk einde aan de tekst.
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot
Slide 16 - Quiz
Als ik iets opzoek in het woordenboek, gebruik ik de leesstrategie:
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
studerend lezen
D
zoekend lezen
Slide 17 - Quiz
Als je in een advertentie het telefoonnummer van de fabrikant probeert te ontdekken, dan heet dat....
A
studerend lezen
B
verkennend lezen
C
nauwkeurig lezen
D
zoekend lezen
Slide 18 - Quiz
Je leest de tekst, omdat je die moet begrijpen en moet onthouden.
A
verkennend lezen
B
zoekend lezen
C
nauwkeurig lezen
D
studerend lezen
Slide 19 - Quiz
In een alinea staat een deelonderwerp. Hoe noem je de belangrijkste zin in een alinea?
Slide 20 - Open question
De kernzin
is de belangrijkste zin uit de alinea. Dit is de eerste, tweede of laatste zin van de alinea.
Slide 21 - Slide
Andere zinnen in die alinea
- voorbeelden
- toelichting (uitleg)
Slide 22 - Slide
Hoofdzaken
= alle informatie uit de kernzinnen,
de belangrijkste informatie
Slide 23 - Slide
Bijzaken
= minder belangrijke informatie,
zoals voorbeelden en toelichting.
Slide 24 - Slide
Welke leesmanier gebruik je als je leest om het onderwerp van een tekst te bepalen?
A
nauwkeurig
B
verkennend
C
zoekend
Slide 25 - Quiz
Even testen... In een alinea kan slechts èèn zin de kernzin zijn.
A
waar
B
niet waar
Slide 26 - Quiz
Even testen... Een onderwerp schrijf je altijd op in slechts èèn woord..
A
waar
B
niet waar
Slide 27 - Quiz
Even testen... Bijzinnen kun je onderverdelen in 1. toelichting/uitleg en 2...
Slide 28 - Open question
Je leest; reclame van de intertoys
A
Zoekend lezen
B
verkennend lezen
C
nauwkeurig lezen
D
studerend lezen
Slide 29 - Quiz
Je leest zoekend...
A
als je in de krant leest over het grootste cruiseschip ter wereld.
B
als je op de site van de dierentuin kijkt tot hoe laat die open is en of er nog jonge dieren zijn geboren.
C
als je leest hoe je muziek op je telefoon moet overzetten.
D
als je met je vrienden naar de kermis gaat en leest wanneer deze in jouw stad komt.
Slide 30 - Quiz
Hoe duur is een treinkaartje naar Parijs?
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
zoekend lezen
Slide 31 - Quiz
Leertekst: Leespubliek
Een schrijver schrijft zijn tekst voor lezers. Deze lezers noem je leespubliek. Aan het onderwerp, de plaatjes en de bron kun je vaak zien voor welk leespubliek de tekst is geschreven.
Slide 32 - Slide
Leespubliek
bron
onderwerp
taalgebruik
aanspreekvorm
afbeeldingen
Slide 33 - Slide
Voor welk leespubliek zijn de volgende tijdschriften geschreven?
1 National Geographic Junior
voor kinderen en jongeren
2 Libelle
voor vrouwen
3 Girlz!
voor pubermeiden
Slide 34 - Slide
Sleepvraag: Sleep de juiste tekstsoort naar het juiste tekstdoel