H3 Grammar & Vocabulary test Periode 4

H3 Grammar & Vocabulary test Periode 4
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

H3 Grammar & Vocabulary test Periode 4

Slide 1 - Slide

Kennen en kunnen
Voor deze test moet je... 

...alle woordjes van Learnbeat 4.8 (1, 2, 3 en 4) van Engels naar Nederlands en van Nederlands naar Engels kennen en ook de spelling weten. 

...de present simple, present continuous, past simple en past continuous van elkaar kunnen onderscheiden en in de juiste context door elkaar kunnen gebruiken. 

...de present perfect kennen en in combinatie met de past simple kunnen toepassen. 

...de past perfect kennen en in combinatie met de past simple kunnen toepassen. 

Slide 2 - Slide

Present Simple versus Present Continuous  
Present Simple (feit/gewoonte)
I/you/they/we + hele ww
she/he/it + ww + s

Present Continuous (op dit moment)
I/you/they/we + are + ww + ing
She/he/it + is + ww + ing

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Past Simple versus Past Continuous 
Past Simple: 
regelmatig ww => ww+ed 
onregelmatig ww => 2e rijtje

Past Continuous: 
was/were + ww + ing

Slide 7 - Slide

Past Continous en Past Simple




Past Continuous = al aan de gang (lang)
Past Simple = iets gebeurde (kort)

Slide 8 - Slide

Past Simple versus Present Perfect 
Past Simple (in het verleden/afgelopen)
regelmatig ww => ww+ed 
onregelmatig ww => 2e rijtje

Present Perfect (in het verleden begonnen en nu nog bezig of belangrijk)
regelmatig ww => have/has + ww + ed 
onregelmatig ww => have/has + 3e rijtje

Slide 9 - Slide

 SIGNAALwoorden
Er zijn SIGNAALwoorden die je verklappen dat je de present perfect moet gebruiken.
Hai fyne jas! 
How long         For                Just                    
Always              Yet                 Already             
In (weeks)       Never           Since                 
                             Ever                                           

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Even kort samengevat
Bij de Past Simple: in het verleden begonnen EN geëindigd.
Bij de Present Perfect: in het verleden begonnen en nog bezig of van toepassing of resultaat is zichtbaar.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Past Perfect versus Past Simple
Past Simple (in het verleden/afgelopen)
regelmatig ww => ww+ed 
onregelmatig ww => 2e rijtje

Past Perfect 
Als 2 dingen in het verleden gebeuren, krijgt datgene wat het EERSTE gebeurde de Past Perfect , en datgene wat daarna gebeurde de Past Simple)
regelmatig ww => had + ww + ed 
onregelmatig ww => had + 3e rijtje
voorbeeld: 
After he had gone home, he watched his favourite series. 
had gone = het langst geleden, dus Past Perfect 
watched = wat daarna gebeurde, dus Past Simple

Slide 14 - Slide