This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
4.5 Evolutie in populaties
Slide 1 - Slide
Welke van de volgende criteria is niet nodig voor evolutie?
A
Variatie in eigenschappen
B
Erfelijkheid van eigenschappen
C
Selectie voor het sterkste individu
D
Isolatie van populaties
Slide 2 - Quiz
'Soort' vs. 'Populatie'
gene flow
Allelfrequentie - wet v. Hardy-Weinberg (Binas 93D3)
Seksuele selectie
Genetic Drift
4.6 Evolutie in populaties
Slide 3 - Slide
Definities
Soort = organismen die op natuurlijke wijze onderling vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen. (bijv. honden)
Hoe zit het met de lijger?
Slide 4 - Slide
Definities
Populatie = Alle individuen van een soort die in een bepaald gebied leven en onderling voortpanten
Genenpool is alle verschillende genen die voorkomen in een populatie
Gene flow = (incidentele) uitwisseling van genen tussen populaties
Slide 5 - Slide
Stel dat....
- Populaties volledig gescheiden zijn
- Ze groot genoeg zijn
- Er geen evolutie optreedt (allelen hebben dus geen specifiek voordeel)
Dan blijkt dat de allelfrequenties in populaties constant blijven
(voorbeeld bij mensen is oogkleur of bloedgroep)
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Wet van Hardy-Weinberg (equilibrium)
Allelfrequentie = getal tussen 0 en 1 dat aangeeft hoe vaak bijv. het dominante allel p (Grijs) voorkomt
Als p = 0,6 wat is dan q?
q = 0,4.
hoeveel (%) witte katten zijn er dan?
Slide 8 - Slide
Wet van Hardy-Weinberg
Dit kunnen we ook andersom gebruiken:
Stel dat 40% van de katten een grijze vacht heeft, wat is dan de frequentie van allel b?
Regel -> gebruik recessieve fenotype, want dat is gelijk aan q2 genotype.
Slide 9 - Slide
'Soort' vs. 'Populatie'
gene flow
Allelfrequentie - wet v. Hardy-Weinberg (Binas 93D3)
Maak nu eerst opdrachten 74-75, 78-84
4.6 Evolutie in populaties
Slide 10 - Slide
Hardy-Weinberg evenwicht gaat alleen op als er geen processen/ gebeurtenissen zijn die allelfrequenties beïnvloeden. In de praktijk gebeurt vaak wel.
Specifieke richting -> Evolutie
Door toeval -> Genetic Drift
4.6 Evolutie in populaties
Slide 11 - Slide
Evolutie
Mutaties zorgen voor nieuwe varianten van genen, vooral als deze dominant zijn zal snel worden geselecteerd op het positieve/nadelige effect.
Waarom bij vooral bij dominante allelen?
Slide 12 - Slide
Evolutie
Als een eigenschap voordeel oplevert voor overlevingskans, zorgt natuurlijke selectie voor survival of the fittest
In sommige gevallen levert een eigenschap alleen voordeel op voor de voortplantingskans* dan spreken we van seksuele selectie
Slide 13 - Slide
Evolutie
Micro- binnen soort (bijv. berkenspanner)
Macro-
onstaan nieuwe soorten
Co-
Als organismen met elkaar mee evolueren. Bijv. giftigheid bij planten en tolerantie bij rupsen.
Slide 14 - Slide
Genetic drift
- Puur toevalsproces:
Afzondering van een kleine sub-populatie die genetisch verschilt ten opzichte van de oorspronkelijke populatie (Founder-effect: vb. migratie ; Flessenhalseffect: rest van populatie sterft door bijv. natuurramp)
De sub-populatie groeit uit
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Wanneer heeft Genetic drift het grootste effect?
A
Als van een populatie van 500 individuen er 50 overleven na een ramp
B
Als van een populatie van 50 individuen er 5 overleven na een ramp
Slide 17 - Quiz
2 massa-extincties
- 10-12k jaar geleden
- 100k jaar geleden
Wat is het nadeel van geringe genetische variatie?
Weinig aanpassings-vermogen. Grote kans op inteeltziektes
Slide 18 - Slide
Veranderende allelfrequentiesdoor:
- Evolutie (gedreven door natuurlijke/seksuele selectie)
- Genetic Drift (willekeurig, hoe kleiner de afgezonderde populatie, hoe groter het effect)
Maak nu opdrachten 74, 75, 78-89
4.6 Evolutie in populaties
Slide 19 - Slide
Over welk deel/opdracht wil je meer nog uitleg van thema 4?