B2.1-2.4 (Ma. 21-11-2022) GT Uitleg (fe)esttenten

Guten Morgen!
Montag den 21. November
1 / 25
next
Slide 1: Slide
MentorlesMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Guten Morgen!
Montag den 21. November

Slide 1 - Slide

Inhoud vandaag
  • Centrale start
  • Uitleg van de lidwoorden (der, die, das) GT
  • Werken aan woorden en oefeningen
  • > Leren: Woordenlijsten A + B + D/F  + Plauderecke C!

> Weektaak: Oefenen met "jezelf voorstellen" + Start Jokeropdr.

Slide 2 - Slide

Ziele für heute 
- Aan het einde van de les:
Kapitel 2: 
*Weet je weer precies hoe het werkwoord "haben" werkt! (KB)

* Weet je hoe de lidwoorden in het Duits werken! (KB/GT)
* Weet GT hoe "(fe)esttenten"  werkt bij werkwoorden.

Slide 3 - Slide

Lesson-Up.app
  1. Maak een nieuw tabblad aan in Safari/Chrome
  2. Ga naar Lessonup.app
  3. Vul de Code van deze les in 
  4. Vul je eigen naam in en log in!
  5.  Du bist dabei! :-)

  Code: Linksonder in je scherm!

Slide 4 - Slide

Hoofdregel (fe)esttenten
FE-
ich
spiele
du
spielst
er / sie / es
spielt
wir
spielen
ihr
spielt
sie / Sie
spielen

Slide 5 - Slide

Spielen/schreiben/singen

ich                     stam+ 
du                     stam+
er/sie/ es       stam+ 

wir                  stam + 
ihr                  stam +  
sie/ Sie        stam + 

Slide 6 - Slide

Werkwoorden met een stam op -d of -t en (op -n of -m)
(
ich = stam + e
du = stam+ est
er/sie/es = stam + et
wir = stam + en
ihr = stam + et
sie/Sie = stam + en
Werkwoorden met een stam op een s-klank

ich = stam + e
du = stam + t
er/sie/es = stam + t 
wir = stam + en 
ihr = stam + t
sie/Sie = stam + en

Slide 7 - Slide

Hoe verbuig je dan....

Ich (arbeiten)
A
Ich arbeite
B
Ich arbeiten
C
Ich arbeitet

Slide 8 - Quiz

Du (gehen)
A
Du geht
B
du gehst
C
du gehen

Slide 9 - Quiz

Wir (kommen)
A
wir kommt
B
wir kommst
C
wir kommen

Slide 10 - Quiz

Ihr (heißen)
A
ihr heißt
B
ihr heißen
C
Ihr heit

Slide 11 - Quiz

Sie/sie (schreiben)
A
Sie/sie schreib
B
Sie/sie schreiben
C
Sie/sie schreibt

Slide 12 - Quiz

En de laatste:

"Hij zingt" (singen)
A
Es singt
B
Du singst
C
Er singt
D
sie singt

Slide 13 - Quiz

An die Arbeit
> Vandaag: Oefenen SO / T/M 20 KLAAR!!   
Weektaak: 
Verder met 22, 24, 25 + 27! GT: 24/25/26/27
Na SO; per niveau bezig met lezen
 Ook: Jezelf voorstellen! (Plaudereckes Kapitel 1 + Kapitel 2!)

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord + werkwoorden haben en sein 
1- Ich habe eine lange Wunschliste. 

2- Du hast ein schönes Geschenk gekauft! 

3- Mein Bruder ist sehr sportlich. 

Slide 18 - Slide

+ de meeste woorden op -e
Boek: Blz. 56!

Slide 19 - Slide

Wie war es?
der - die - das
+ meervoud



Slide 20 - Slide

Woordenlijsten / Der,die,das
Kahoot!

Slide 21 - Slide

An die Arbeit
> Vandaag: Oefenen SO / T/M 20 KLAAR!!  
Weektaak: 
Verder met 22, 24 + 27! GT: 24/25/27
Na SO morgen; per niveau bezig met lezen
 Ook: Jezelf voorstellen! (Plaudereckes Kapitel 1 + Kapitel 2!)

Slide 22 - Slide

Einde van de les
- Aan het einde van de les:

*Weet je wat je nog te doen hebt qua leerwerk van het vorige hoofdstuk.

*weet je hoe de lidwoorden (de/het) in het Duits werken.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Tschüs!

Slide 25 - Slide