3hv 11 okt

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

www.zdf.de

Hausaufgaben

Zowwel Havo als Vwo maken de G Schreiben opdracht af. De laatste opdracht een Ansichtkarte met 50 woorden kan iedereen straks presenteren (voorlezen)

Lernziel:

Je kunt de belangrijkste grammatica van K1 toepassen evenals de woordenschat

Ga aub naar lesson up

Wiederholung

Haben & sein in de verleden tijd

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

hatte

hattest

hatte

hatten

hattet

hatten

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

war

warst

war

waren

wart

waren

Wo ..... du gestern?

1. war
2. bist
3. warst
4. wurdest

..... Sie dafür oder dagegen?

1. Waren
2. Sind
3. War
4. Würden

Ich ..... nichts dagegen!

1. habe
2. hatte
3. wurde
4. würde

(haben) ..... ihr heute morgen eine kleine Panne?

Das (sein) ..... nicht so schlimm.

Unsere Mannschaft ... einfach nicht gut genug.

(haben oder sein)

.... Sie reserviert?
(haben oder sein)

.... ihr die Tickets schon bekommen?
(haben oder sein)

Hallo Daniel, wie ... die Party bei Anne?
(haben oder sein)

Gestern .... ich leider keine Zeit.
(haben oder sein)

Wo .... ihr letzt Woche?
(haben oder sein)

Früher .... du sehr glücklich.
(haben oder sein)

Er .... seinen Rucksack vergessen.
(haben oder sein)

Wortschatz 

Welk woord past het beste in de zin?
............. ist das Wetter schön und warm.

1. im Frühling
2. im Herbst
3. im Oktober
4. im Winter

Welk woord past het beste in de zin?
In der Stadt gibt es viel .......

1. Berge
2. Verkehr
3. Wälder

Welk woord past niet in het rijtje?
die Sonne - August - glatt

1. die Sonne
2. August
3. glatt

Vertaal:
het onweer

das Wetter

Welk woord past niet in het rijtje?
das Dorf - ruhig - die Stadt

1. das Dorf
2. ruhig
3. die Stadt

Het wordt kouder dan vorige week

1. Es wird kälter als vorige Woche
2. Es wird wärmer als vorige Woche
3. Es wird kälter als nächste Woche

Vertaal: Im Süden gibt es keine Wälder

Vertaal:
Im Sommer ist das Wetter in Spanien super.

Vertaal:
Morgen wird es bewölkt.

Vertaal:
Es regnet den ganzen Tag.

Kies het juiste antwoord bij de vraag:
Wie wird das Wetter morgen?

1. Nächste Woche werden es 27 Grad.
2. Die Gegend ist sehr schön.
3. Morgen wird es bewölkt

Ben je klaar voor de toets?

😒🙁😐🙂😃

Aufgabe:

Suche ein Urlaubsbild, auf dem man die Umgebung sehen kann, und schreibe eine Karte dazu. Verarbeite folgende Punkte:

- Zorg voor een passende aanhef.

- Vraag hoe het gaat.

- Vertel iets over je vakantiebestemming. Beschrijf het weer en de omgeving.

- Gebruik een aantal Häufigkeitsangaben (selten, immer, ...)

- Sluit correct af.  Schrijf minimaal 50 woorden.

Lees je mail voor aan elkaar 

Feedback : zijn alle punten uit de checklist besproken? Zijn het goed lopende zinnen? Is de grammatica juist toegepast?

blijf wel even in lesson up

Wer liest die Ansichtskarte vor? Feedback : zijn alle punten uit de checklist besproken? 

Wortschatz üben

Mache die Aufgaben 

Ihr könnt alleine arbeiten aber ihr könnt auch zusammen arbeiten

Leren in spelvorm 

Ga naar Magister en klik op de link bij huiswerk 

Presenteer het weer van Duitsland, Oostenrijk of Zwitserland

 

Neem jullie presentatie op en lever hem in wanneer je klaar bent

 

          Keuzeopdracht presenteer het weer

 leuke samenwerkingsopdracht voor in je tunkuren

      (ca 90 minuten werk -  cijfer telt 1x mee bij je repetitie)