2.1 Ademhaling

2.2  Je ademt


Leerstof 1: Het ademhalingsstelsel
1 / 51
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

2.2  Je ademt


Leerstof 1: Het ademhalingsstelsel

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Sleep de afbeelding naar het juiste orgaanstelsel
Ademhalings-
stelsel
Spier
stelsel
botten
stelsel
bloedvaten
stelsel

Slide 3 - Drag question

Welke stoffen zijn nodig voor verbranding?
A
Water & koolstofdioxide
B
Glucose & zuurstof
C
Glucose en water
D
Zuurstof en koolstofdioxide

Slide 4 - Quiz

Welke stoffen ontstaan er na de verbranding?
A
Water & koolstofdioxide
B
Glucose & zuurstof
C
Glucose en water
D
Zuurstof en koolstofdioxide

Slide 5 - Quiz

Leerdoelen paragraaf 2.1 leerstof 1
Aan het einde van de paragraaf kan jij:
- Je kunt de verschillende onderdelen van het ademhalingsstelsel benoemen, en de route beschrijven die lucht aflegt bij ademhalen
- Je kunt aangeven hoe de hoeveelheid zuurstof en koolstofdioxide verandert in het bloed tijdens ademhaling 
- Je kunt het verband uitleggen tussen ademhaling en verbranding in cellen 

Slide 6 - Slide

De route van het zuurstof
mond/neusholte -> Keelholte -> Strottenhoofd -> Luchtpijp -> Bronchiën -> Longen 

Slide 7 - Slide

Het ademhalingsstelsel
Wat is de functie van het ademhalingsstelsel? 

Slide 8 - Slide

Hoe ziet het ademhalingsstelsel eruit?
Verschillende onderdelen:
1. Neusholte
2. Mondholte 
3. Keelholte
4. Het strottenhoofd 
5. De luchtpijp
6. De longen
7. Bronchiën 
8. Middenrif  

Slide 9 - Slide

Inademen 
Via de neus of mond, Welke is beter?

Slide 10 - Slide

Ademen door de neus
Is beter want:
  • je ruikt giftige stoffen
  • Houd stofdeeltjes tegen
  • maakt lucht vochtig en warm

Slide 11 - Slide

neushaar
Vangen grote stofdeeltjes op 

Slide 12 - Slide

Neusslijmvlies
Bedekt de hele neusholte
In het slijm zitten slijm producerende cellen.
 
Warmt de lucht op
maakt de lucht vochtig 
ziekteverwekkers plakken vast 

Slide 13 - Slide

Trilhaarcellen
Maken trilhaartjes. 

De trilhaartjes vegen stofdeeltjes en ziekteverwekkers de keelholte in. 

Waarom zou dit zijn?

Slide 14 - Slide

Ademhalen uitleg
Als je inademt via je neus komt het zuurstof eerst langs je neushaar. Neushaar vangt grote stofdeeltjes op en veegt ze je neus uit. Vervolgens komt het zuurstof in de neusholte. Hier zit het neusslijmvlies, dit zijn slijm producerende cellen. Dit slijm (snot) vangt ziekteverwekkers en stofdeeltjes op doordat het blijft plakken. Verder verwarmd het slijm de zuurstof op en maakt het slijm de zuurstof vochtig. Achter in de keelholte zitten trilhaarcellen met trilharen. Dit zijn haartjes die de laatste stofdeeltjes en ziekteverwekkers vangen en ze naar de slokdarm vegen. Hierna komen de deeltjes in de maag en gaan ze dood door het maagzuur. Als de stofdeeltjes en ziekteverwekkers in je luchtpijp komen, gaan ze je longen in. Hierdoor krijg je bijvoorbeeld een verhoudheid. 

Slide 15 - Slide

Van je neus naar de luchtpijp
De Huig dekt de neusholte af. 

Het strottenklepje dekt de slokdarm af.

Dit voorkomt dat wij ons verslikken.

Tijdens het ademen staan de huig en het strottenklepje open

Slide 16 - Slide

Hier afbeelding blz 37 plaatsen

Slide 17 - Slide

Van neus naar de luchtpijp uitleg
Heb gebeurd wel eens dat als je eet het stukje eten in je luchtpijp terechtkomt. Dit noemen wij verslikken. 
Je lichaam voorkomt dat jij je verslikt door de neusholte en de luchtpijp af te sluiten. 
Op het moment dat jij je eten doorslikt sluit de huig de neusholte af. De huig voorkomt dat er eten in de neusholte komt. 
de luchtpijp wordt afgesloten door het strottenklepje. Deze voorkomt dat er eten in de luchtpijp komt. 
Zie de vorige dia om de huig en het strottenklepje op een afbeelding te zien.

Slide 18 - Slide

Het strottenhoofd 

De afsplitsing tussen de keelholte, luchtpijp en slokdarm

In het strottenhoofd zitten de stembanden

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Naar de longen
Onder het strottenhoofd zit de luchtpijp met daaromheen kraakbeenringen

De luchtpijp vertakt in 2 bronchiën. ( 1 voor elke long)

De bronchiën vertakken in kleine buisjes genaamd luchtpijptakjes.

De luchtpijptakjes komen uit bij kleine trosjes. Deze noemen wij de longblaasjes. 


Slide 21 - Slide

luchtpijptakjes in de long 

Slide 22 - Slide

Van de longen naar het bloed 
In de longblaasjes vind gaswisseling plaats. 

Wat is gaswisseling?
 


Slide 23 - Slide

hoe werkt gaswisseling?
Longblaasjes zijn maar een paar cellen dik.  
Om de longblaasjes liggen veel bloedvaten. 

Maar hoe werkt het?
1. Bloed dat naar de longblaasjes gaat heeft weinig O2 en veel Co2.
2. Het bloed geeft Co2 af aan de lucht in de longblaasjes 
3. Het bloed neemt O2 op uit de lucht in het longblaasje 
4. Bloed dat van de longblaasjes af gaat bevat veel O2 en weinig Co2

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Longblaasjes uitleg 
Longblaasjes zijn heel klein en zitten vast aan een trosje. Denk bijvoorbeeld aan een trosje druiven. In de longblaasjes vind gaswisseling plaats. 

Gaswisseling houd in dat zuurstof vanuit de longblaasjes de bloedvaten in gaat, en koolstofdioxide gaat van het bloed de longblaasjes in. 
vervolgens adem je het koolstofdioxide weer uit. 

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Leerdoelen paragraaf 2.1 leerstof 1
Aan het einde van de paragraaf kan jij:
- Je kunt de verschillende onderdelen van het ademhalingsstelsel benoemen, en de route beschrijven die lucht aflegt bij ademhalen
- Je kunt aangeven hoe de hoeveelheid zuurstof en koolstofdioxide verandert in het bloed tijdens ademhaling 
- Je kunt het verband uitleggen tussen ademhaling en verbranding in cellen 

Slide 28 - Slide

Wat is gaswisseling?

Slide 29 - Open question

Welk klepje dekt de luchtpijp af als je wat gaat eten?
A
De huig
B
Het strottenhoofd
C
Het strottenklepje

Slide 30 - Quiz

Wat is de route die zuurstof aflegt als je inademt via de neus? Leg uit tot aan de longblaasjes

Slide 31 - Open question

Waarom zitten er om de luchtpijp kraakbeenringen?

Slide 32 - Open question

Waarom is het beter om via de neus te ademen en niet via de mond?

Slide 33 - Open question

2.2  Je ademt


Leerstof 2: Manieren van ademhaling

Slide 34 - Slide

Leerdoelen paragraaf 2.1 leerstof 2
Aan het einde van de paragraaf kan jij:
- Je kunt omschrijven hoe je op verschillende manieren kunt ademhalen 

Slide 35 - Slide

je kunt ademhalen op twee manieren 
2 ademhalingsmanieren:

* borstademhaling= tussenribademhaling
*buikademhaling =  middenrifademhaling

Slide 36 - Slide

Borstademhaling

Slide 37 - Slide

Borstademhaling
Borstademhaling:
Inademen:
- tussenribspieren spannen aan
- borstkas en ribben gaan omhoog
- longen worden groter
- zuurstof gaat de longen in

Uitademen:
- tussenribspieren ontspannen
- borstkas en ribben gaan omlaag
- longen worden kleiner
- koolstofdioxide uit de longen

Slide 38 - Slide

Buikademhaling

Slide 39 - Slide

Buikademhaling
Borstademhaling:
Inademen:
- Middenrif spant aan
- Middenrif gaat omlaag en duwt de organen in de buik omlaag
- longen worden groter
- zuurstof gaat de longen in

Uitademen:
- Middenrif ontspant
- Middenrif gaat omhoog
- longen worden kleiner
- koolstofdioxide uit de longen
Aantekening

Slide 40 - Slide

Borst- en buikademhaling
Borstademhaling:
Inademen:
- tussenrib spieren spannen aan
- borst en ribben omhoog
- longen worden groter

Uitademen:
- tussenribspieren ontspannen
- borst en ribben omlaag
- longen worden kleiner

Buikademhaling:
Inademen:
-middenrif spieren spannen aan 
- middenrif omlaag
- longen worden groter

Uitademen:
- middenrif spieren ontspannen
- middenrif omhoog
- longen worden kleiner

Slide 41 - Slide

Leerdoelen paragraaf 2.1 leerstof 2
Aan het einde van de paragraaf kan jij:
- Je kunt omschrijven hoe je op verschillende manieren kunt ademhalen 

Slide 42 - Slide

Bij borstademhaling bewegen
A
middenrif
B
ribben en borstbeen

Slide 43 - Quiz

Bij buikademhaling bewegen
A
ribben en borstbeen
B
het middenrif

Slide 44 - Quiz

Bij borstademhaling bewegen
A
middenrif
B
ribben en borstbeen

Slide 45 - Quiz

Bij buikademhaling bewegen
A
ribben en borstbeen
B
het middenrif

Slide 46 - Quiz

luchtpijp
longen

Slide 47 - Drag question

longblaasjes
longen
Bronchiën

longtakje
Luchtpijp n

Slide 48 - Drag question

Zuurstof uit                                wordt
koolstofdioxide uit                             wordt
In de longblaasjes vindt gaswisseling plaats
de lucht
het bloed
opgenomen in het bloed
afgegeven aan de lucht

Slide 49 - Drag question

Samenstelling lucht       

koolstofdioxide 

waterdamp

zuurstof
ingeademde lucht
uitgeademde lucht
weinig
weinig
weinig
veel
veel
veel

Slide 50 - Drag question

De route van het ademen
Als je inademt krijg je zuurstof binnen. Zuurstof komt binnen via de neus of mondholte. Vervolgens komt de zuurstof in je keelholte. Vanuit je keelholte gaat het zuurstof naar het strottenhoofd en dan de luchtpijp in. De luchtpijp komt uit in de longen. Voordat het zuurstof de long in gaat gaat het zuurstof door de bronchiën. Dit zijn de vertakkingen van de luchtpijp naar de twee longen.
Dan krijg je de volgende rout:
mond/neusholte -> Keelholte -> Strottenhoofd -> Luchtpijp -> Bronchiën -> Longen 

Slide 51 - Slide