3.2 Hoeveel levert het op?

3. We gaan voor de winst
3.2 Hoeveel levert het op?
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3. We gaan voor de winst
3.2 Hoeveel levert het op?

Slide 1 - Slide

3.2 Hoeveel levert het op?
Leerdoelen
Deze les:
  • Ik kan het nettoresultaat van een bedrijf berekenen.

Volgende les:
  • Ik kan vier manieren bedenken hoe een bedrijf de arbeidsproductiviteit kan laten stijgen.
  • Ik kan uitleggen waarvan de productiecapaciteit afhankelijk is.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

3.2 Hoeveel levert het op?
Omzet
  • De afzet is het aantal producten dat je verkoopt.
  • De verkoopprijs is de prijs exclusief BTW.
  • De omzet is de verkoopopbrengst exclusief BTW.

afzet x verkoopprijs = omzet

2000 hamburgers x € 5,00 per hamburger = € 10.000 opbrengst

Slide 4 - Slide

De verkoopprijs is...
A
de prijs exclusief btw
B
de prijs inclusief btw

Slide 5 - Quiz

3.2 Hoeveel levert het op?
Brutowinst
  • De inkoopwaarde is de inkoopprijs van de verkochte producten.
  • De brutowinst  is de toegevoegde waarde van alle verkochte producten samen.

omzet - inkoopwaarde = brutowinst

bv. inkoopprijs hamburger is € 1,60 en verkoopprijs hamburger is € 5,00:
€ 10.000 opbrengst -  € 3.200 inkoopprijs = € 6.800 brutowinst

Slide 6 - Slide

De omzet is € 25.000 en de inkoopwaarde is
€ 12.347. Hoeveel is de brutowinst?

Slide 7 - Open question

Hoe bereken je de brutowinst?

(2 antwoorden mogelijk)
A
omzet - bedrijfskosten = brutowinst
B
omzet - inkoopwaarde = brutowinst
C
inkoopwaarde + nettowinst = brutowinst
D
bedrijfskosten + nettowinst = brutowinst

Slide 8 - Quiz

Hoe bereken je de inkoopwaarde?

(2 antwoorden mogelijk)
A
afzet x inkoopprijs = inkoopwaarde
B
afzet x verkoopprijs = inkoopwaarde
C
omzet - brutowinst = inkoopwaarde
D
omzet + brutowinst = inkoopwaarde

Slide 9 - Quiz

bedrijfskosten?

Slide 10 - Mind map

3.2 Hoeveel levert het op?
Nettoresultaat
  • Bedrijfskosten zijn de kosten die een producent maakt om te kunnen produceren/verkopen.
  • De nettowinst/nettoverlies  is het bedrag dat overblijft na aftrek van alle kosten.

brutowinst - bedrijfskosten = nettowinst of nettoverlies

bv. gas, elektricitiet, huur en loon bedragen € 5.000
€ 6.800 brutowinst - € 5.000 bedrijfskosten = € 1.800 nettowinst

Slide 11 - Slide

x _______________________
- _______________________
- _______________________
inkoopwaarde
nettowinst
brutowinst
bedrijfskosten
verkoopprijs
omzet
afzet

Slide 12 - Drag question

Op welke manier kan ik de nettowinst niet verhogen?
A
Reclame maken, zodat de vraag stijgt.
B
Onderhandelen met leveranciers om goedkopere aankoopprijzen te bekomen.
C
Besparen op personeelskosten.
D
De verkoopprijs verhogen als er meer aanbod dan vraag is.

Slide 13 - Quiz

Als de arbeidsproductiviteit verhoogt...
A
Dan stijgen de kosten per product, waardoor de nettowinst stijgt.
B
Dan dalen de kosten per product, waardoor de nettowinst daalt.
C
Dan stijgen de kosten per product, waardoor de nettowinst daalt.
D
Dan dalen de kosten per product, waardoor de nettowinst stijgt.

Slide 14 - Quiz

3. We gaan voor de winst
3.2 Hoeveel levert het op?

Slide 15 - Slide

3.2 Hoeveel levert het op?
Leerdoelen
Vorige les:
  • Ik kan het nettoresultaat van een bedrijf berekenen.

Deze les:
  • Ik kan vier manieren bedenken hoe een bedrijf de arbeidsproductiviteit kan laten stijgen.
  • Ik kan uitleggen waarvan de productiecapaciteit afhankelijk is.

Slide 16 - Slide

Hoe kan de arbeidsproductiviteit verhoogt worden?

Slide 17 - Open question

3.2 Hoeveel levert het op?
Arbeidsproductiviteit verhogen
De nettowinst kan je verhogen door de kosten per product te verlagen.

Dit kan onder andere door de arbeidsproductiviteit te verhogen:
  • Technologische ontwikkeling of automatisering
  • Betere arbeidsverdeling
  • Betere scholing
  • Prestatiebeloning

Slide 18 - Slide

3.2 Hoeveel levert het op?
Productiecapaciteit
De productiecapaciteit is het maximaal aantal producten dat een bedrijf kan maken. 

De productiecapaciteit hangt af van
  • Aantal uren arbeid
  • Hoeveelheid kapitaalgoederen

Slide 19 - Slide

Wat is onjuist?
De productiecapaciteit is afhankelijk van ...
A
het aantal werknemers
B
het aantal uren dat de werknemers werken
C
de prijs is van het product
D
het aantal machines die worden gebruikt

Slide 20 - Quiz

Stelling:
"De productiecapaciteit kan je laten toenemen door meer mensen aan te nemen."
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Maatschappelijke opbrengsten
Maatschappelijke opbrengsten = alle voordelen die de samenleving heeft van een hogere productie bij bedrijven
Meer welvaart!
(meer behoeften bevredigen)

Slide 22 - Slide