Gebruik aan het begin van een alinea in het middenstuk en het slot een signaalwoord om het verband met de vorige alinea te geven.
Veelgebruikte in het middenstuk: opsomming (ook, daarnaast...), tijd (eerst, daarna, voordat)
In het slot: samenvatting (samenvattend, met andere woorden...) en conclusie (dus, concluderend)