Waar of niet waar: De standaardafwijking geeft een indruk van de gemiddelde afwijking van de waarnemingsgetallen tot het gemiddelde
A
Waar
B
Niet waar
1 / 13
next
Slide 1: Quiz
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Waar of niet waar: De standaardafwijking geeft een indruk van de gemiddelde afwijking van de waarnemingsgetallen tot het gemiddelde
A
Waar
B
Niet waar
Slide 1 - Quiz
Wat is waar bij een cumulatieve frequentiepolygoon met klassenindeling?
A
Op de verticale as staan percentages
B
Hij begint en eindigt op de horizontale as
C
Je verbind de punten met een vloeiende lijn
D
De frequenties worden uitgezet boven de rechtergrens van elke klasse
Slide 2 - Quiz
Een klassenindeling voor het gewicht van konijnen: [0,2> Dit betekent:
A
van 0 tot 2
B
van 0 tot 1
C
van 0 tot en met 2
D
van 0 tot en met 1
Slide 3 - Quiz
Gegeven klassenindeling 0-<10, 10-<20, 20-<30, 30-<40. Het waarnemingsgetal 30 hoort in de klasse:
A
20-<30
B
30-<40
C
In de modale klasse
D
Dat kun je niet weten
Slide 4 - Quiz
Wat is niet waar?
A
De klassenbreedte is 0,5.
B
De modale klasse is 6,5-7,5.
C
De klassen moeten dezelfde breedte hebben.
D
Er is niet goed geturfd in deze klassenindeling.
Slide 5 - Quiz
Wat voor figuur zie je hiernaast? Op de verticale as staan percentages.
A
normale frequentie polygoon
B
cumulatieve frequentie polygoon
C
relatieve frequentie polygoon
D
relatieve cumulatieve frequentie polygoon
Slide 6 - Quiz
Wat is het verschil tussen een frequentiepolygoon en een cumulatieve frequentiepolygoon?
Slide 7 - Open question
Wat is geen associatiemaat?
A
Max. Vcp
B
Effectgrootte
C
kruistabel
D
phi-coëfficiënt
Slide 8 - Quiz
Welke associatiemaat moet je gebruiken om te onderzoeken of het verschil in aantal geslaagden tussen de groepen A en B groot, middelmatig of gering is?
A
phi-coëfficiënt
B
max. Vcp
C
boxplots vergelijken
D
Effectgrootte E
Slide 9 - Quiz
Welke associatiemaat moet je gebruiken om te onderzoeken of het verschil in gewicht tussen wezels afkomstig uit het noorden of het zuiden van Europa groot, middelmatig of gering is?
A
phi-coëfficiënt
B
max. Vcp
C
boxplots vergelijken
D
Effectgrootte E
Slide 10 - Quiz
Bij deze twee groepen is het verschil...
A
gering
B
middelmatig
C
groot
D
geen idee
Slide 11 - Quiz
Klaar!
Hierna komt nog 1 vraag. Deze gaat over hoeveel vertrouwen jij hebt in de toets wiskunde tijdens de komende toetsweek.