Examentraining leesvaardigheid TL woensdag 5 feb

Leesvaardigheid Nederlands
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Leesvaardigheid Nederlands

Slide 1 - Slide

Lees Tekst 4: 'Waarom jongens geen meisjes zijn en
meisjes geen jongens'

Examen 2016 Tijdvak 1 

Slide 2 - Slide

Een schrijver kan verschillende doelen hebben met het schrijven van een
tekst. Welke twee schrijfdoelen zie je met name terug in deze tekst?
A
Amuseren en informeren
B
amuseren en overtuigen
C
informeren en overtuigen
D
informeren en tot handelen aanzetten

Slide 3 - Quiz

Hoe wordt de tekst ingeleid in alinea 1?
De tekst wordt ingeleid door
A
de aanleiding te noemen voor het schrijven van het artikel.
B
een voorbeeld te geven bij het onderwerp.
C
een voor de tekst belangrijke vraag te stellen
D
het standpunt van de schrijver weer te geven.

Slide 4 - Quiz

De alinea’s 2, 3 en 4 horen bij elkaar.
Welke vraag geeft het beste de inhoud van de alinea’s 2, 3 en 4 samen
weer?
A
Bestaan er verschillen tussen jongens en meisjes?
B
Verschillen hersenen van jongens en meisjes?
C
Waarom verschillen de verwachtingen van ouders en leerkrachten?
D
Wat zijn de oorzaken voor verschillen tussen jongens en meisjes?

Slide 5 - Quiz

De schrijver is het niet eens met journalisten die aangeven dat er geen
verschillen bestaan tussen jongens en meisjes.
 Citeer een woord of woordgroep uit alinea 2 waaruit blijkt dat de schrijver het niet eens is met deze journalisten.

Slide 6 - Open question

“Dit wordt ook wel de ‘sekse-stereotypering’ genoemd.” (regels 25-27)
 Leg uit wat er in de tekst met ‘sekse-stereotypering’ bedoeld wordt.
Gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden.

Slide 7 - Open question

"Mannen en vrouwen verschillen in ten minste vier T’s: Talents, Tastes,
Temperaments en Tails.” (regels 68-71)
 Welke van deze vier T’s is geen eigenschap van de man of vrouw
zelf?

Slide 8 - Open question

"Mannen en vrouwen verschillen in ten minste vier T’s: Talents, Tastes,
Temperaments en Tails.” (regels 68-71)
 Leg voor iedere T uit wat het verschil tussen mannen en vrouwen is.
− Talents
− Tastes
− Temperaments
− Tails

Slide 9 - Open question

Welke tekststructuur herken je in alinea 6 tot en met 9?
A
doel-middel
B
opsomming
C
overeenkomst-verschil
D
voorwaarde

Slide 10 - Quiz

"Mannen zijn gemiddeld competitiever ingesteld (…)” (regels 101-102)
 Citeer twee woorden of woordgroepen die de schrijver in alinea 8
gebruikt voor ‘competitiever’.

Slide 11 - Open question

"De prooi (…) pad zijn.” (regels 144-152)
Dit tekstgedeelte geeft een verklaring voor het verschil tussen mannen en
vrouwen in
A
Tails
B
Talents
C
Tastes
D
Temperaments

Slide 12 - Quiz

Een schrijver kan een tekst op verschillende manieren afsluiten:
1 door een aanbeveling te doen
2 door een conclusie te trekken
3 door een samenvatting te geven
4 door een toekomstverwachting te geven
 Welke twee manieren vind je terug in alinea 11 van deze tekst?

Slide 13 - Open question

Welke zin geeft het beste de hoofdgedachte weer van deze tekst?
A
De aangeboren verschillen tussen jongens en meisjes moeten niet ontkend worden.
B
De onderzochte verschillen tussen jongens en meisjes zijn gemiddelden
C
Jongens en meisjes zijn zowel op ruimtelijk als verbaal gebied verschillend.
D
Wetenschappers zijn het oneens over de verschillen tussen jongens en meisjes.

Slide 14 - Quiz