This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
B4: Stambomen
Th3: Erfelijkheid
Slide 1 - Slide
Welkom klas 3
Ben jij klaar voor deze les?
- boek + aantekeningenschrift + etui op tafel..
- jas uit en tas op de grond ...
- mobiel + oordoppen in je tas...
- kauwgom/snoep in de prullenbak...
MOOI, dan kunnen we beginnen!
timer
2:00
Slide 2 - Slide
Leerdoelen vandaag
Aan het einde van deze les:
weet je hoe een stamboom eruit ziet
kun je uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen de individuen hebben, welk gen dominant is en welk gen recessief is
kan je je eigen stamboom maken (Huiswerk!)
weet je hoe een erfelijke eigenschap aan een stamboom wordt gekoppeld
Slide 3 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 3.4 stambomen
zelf aan de slag (Huiswerk)
herhalen leerdoelen
afsluiten les
Slide 4 - Slide
Belangrijke begrippen
Genotype
Fenotype
Homozygoot (D of r)
Heterozygoot
Recessief
Dominant
Slide 5 - Slide
Een stamboom
Slide 6 - Slide
Stamboom
1. In een stamboom kan je zien van wie iemand afstamt.
2. In een stamboom kun je zien hoe een eigenschap in een familie is doorgegeven.
3. Een rondje is altijd een vrouw en een vierkantje is altijd een man.
Slide 7 - Slide
Werkblad stambomen
stamboom van een gezin (staat ook in het boek)
Slide 8 - Slide
oefenen stambomen
Ouders (P): beide zwart haar
kinderen (F1): 2 kinderen hebben zwart haar, 1 dochter heeft blond haar
Slide 9 - Slide
Werkblad stambomen
Met behulp van de stamboom gaan we achterhalen welk genotype de leden van het gezin hebben voor de eigenschap haarkleur.
Hiervoor volgen we een stappenplan.
Slide 10 - Slide
oefenen stambomen
Stap 1: stel vast welk fenotype elk gezinslid heeft
(fenotype is je uiterlijk, is genotype + milieu)
Slide 11 - Slide
oefenen stambomen
Beide ouders hebben hetzelfde fenotype (bruin haar).
Eén kind heeft een ander fenotype: Zij heeft blond haar.
Daardoor weet je zeker dat dit kind homozygoot recessief is voor dit gen.
Het genotype van dit kind is aa.
Slide 12 - Slide
oefenen stambomen
stap 3: schrijf bij de stamboom wat je nu weet over het genotype van de overige gezinsleden.
Slide 13 - Slide
oefenen
De gezinsleden met een dominant fenotype hebben in elk geval één dominant gen in het genotype.
Bij deze personen geef je het dominante gen aan met A.
Slide 14 - Slide
oefenen
stap 2: stel het genotype vast van het kind met het afwijkende fenotype
Slide 15 - Slide
stap 4: zet voor zoveel mogelijk gezinsleden het genotype voor deze eigenschap
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Conclusie
Beide ouders hebben donker haar. Zij kunnen alleen een kind krijgen met blond haar als ze allebei heterozygoot zijn.
Beide ouders hebben dus het genotype Aa.
Omdat beide ouders heterozygoot zijn, kan je niet vaststellen wat het tweede gen is bij de kinderen met donker haar. Zij kunnen homozygoot dominant zijn of heterozygoot.
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Hoe kan je alle genotypes invullen in een stamboom?
(probeer het in te vullen op een kladblaadje)
timer
7:00
Slide 20 - Slide
Tip 1: zoek twee ouders met hetzelfde fenotype en een kind met een ander fenotype
Slide 21 - Slide
schrijf nu eerst op wat je weet
Donker haar is dominant
Rood haar is recessief
AA donker haar, homozygoot
Aa donker haar, heterozygoot
aa rood haar, homozygoot
Slide 22 - Slide
Tip 2: Je kunt nu de recessieve eigenschap invullen
Daar is het genotype aa van
Hans en Karin hebben allebei donker haar, maar hun zoon Stefan heeft rood haar.
Dit betekent dat:
Hans en Karin heterozygoot zijn.
Donker haar dominant is
Rood haar recessief is
Slide 23 - Slide
Tip 3: Nu kan je stap voor stap de andere genotypes invullen. Soms weet je gewoon niet zeker welk genotype een persoon heeft!!
aa rood haar
aa rood haar
aa rood haar
aa rood haar
aa rood haar
Donker haar
Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 kind dat rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 kind dat rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 kind dat rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Je hebt te weinig gegevens om te bepalen of het AA is of Aa
Donker haar
Je hebt te weinig gegevens om te bepalen of het AA is of Aa
Donker haar
Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Donker haar
Heeft 1 ouder die rood haar heeft (aa)
Dus heeft deze persoon a
Maar donker haar dus Aa
Slide 24 - Slide
https:
Slide 25 - Link
In een stamboom staat een vierkantje voor:
A
De man
B
De vrouw
C
De kinderen
Slide 26 - Quiz
Welke eigenschap is dominant? Leg uit.
Neem de stamboom over en noteer de genotypes.
Vader en moeder Bruens hebben hetzelfde fenotype.
Dochter Edith heeft een ander fenotype
1
Vader en moeder Bruens hebben hetzelfde fenotype.
Dochter Edith heeft een ander fenotype
Je weet nu: Het fenotype van de ouders is DOMINANT
het fenotype van edith is RECESSIEF
2
Vader en moeder Bruens hebben hetzelfde fenotype.
Dochter Edith heeft een ander fenotype
Je weet nu: Het fenotype van de ouders is DOMINANT en HETEROZYGOOT
het fenotype van edith is RECESSIEF en HOMOZYGOOT
3
Vader en moeder Bruens Aa
Edith aa
broer Edith Aa of Aa
4
Slide 27 - Slide
Of een koe roodbont is of zwartbont wordt bepaald door erfelijke factoren. Een koe en een stier, beide zwartbond en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. De nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is. In de afbeelding zijn drie stambomen getekend. Welke stamboom kan de genotypen juist weergegeven?
A
Stamboom 1
B
Stamboom 2
C
Stamboom 3
Slide 28 - Quiz
Wie zijn mannen in deze stamboom?
A
Alle personen weergegeven met een vierkant
B
Alle personen weergegeven met een rondje
Slide 29 - Quiz
Het gen voor taaislijmziekte is ...
A
Dominant
B
Recessief
C
Kan ik niet uit deze stamboom halen
D
Nog nooit van die woorden gehoord
Slide 30 - Quiz
In de afbeelding is een stamboom de overerving van albinisme bij een gezin weergegeven. De ouders uit dit gezin krijgen krijgen een vierde kind. Hoe groot is de kans dat dit kind pigment heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%
Slide 31 - Quiz
Persoon nummer 4 heeft als enige blauwe ogen (genotype is bb). De rest heeft bruine ogen. Van welke personen in deze stamboom kun je met zekerheid zeggen dat ze het genotype Bb hebben?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
2 en 5
Slide 32 - Quiz
Bij konijnen komen verschillende vachtkleuren voor, zoals een donkere vacht en een vachtkleur die ’Himalaya-type’ wordt genoemd. Het gen voor donkere vachtkleur is dominant (A). De stamboom in afbeelding 6 geeft de overerving van de vachtkleur in een konijnenfamilie weer. Geef de genotypen van konijn 1, 2 en 3.