Woordenschat H2 - les 1

Woordenschat H2
stijlfiguren
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Woordenschat H2
stijlfiguren

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • filmpje stijlfiguren
  • samen startopdracht
  • uitleg theorie
  • zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

0

Slide 3 - Video

doelen
  • Ik kan de stijlfiguren herhaling, tegenstelling en opsomming herkennen en begrijpen en gebruiken.
  • Ik kan hyperbolen, understatements en eufemismen herkennen, begrijpen en gebruiken.

Slide 4 - Slide

startopdracht 
Wat wordt bedoeld met de onderstreepte gedeelten?

- We werden doodgegooid met werkwoorden bij Frans.
- Hij kan er niets aan doen: hij is niet helemaal 100%
- Haar ogen vielen bijna uit hun kassen toen ze zag dat zij de hoofdprijs               gewonnen had.

Waarom zou de spreker het op deze manier gezegd hebben?

Slide 5 - Slide

stijlfiguren 
  • kun je gebruiken om een tekst aantrekkelijk te maken
  • gebruik je om iets te benadrukken

Slide 6 - Slide

hyperbool
  • overdrijving :  We hebben ons kapot gelachen.

Slide 7 - Slide

understatement
  • afzwakking, je zegt dat iets minder groot, mooi, belangrijk, .. is dan dat het in werkelijkheid is
  • vaak: ironisch effect, je moet de situatie kennen om de understatement te begrijpen                                                                                                                                                                                              Messi kan wel een aardig balletje trappen.

Slide 8 - Slide

eufemisme
  • verzacht de werkelijkheid
  • bij nare situaties
  • Je zegt iets op zo'n manier dat het minder erg of hard overkomt:   Hij gaat creatief om met de waarheid.

Slide 9 - Slide

meer uitleg?
zie video-uitleg in de online omgeving

Slide 10 - Slide

zelfstandig werken
weektaak: 
Hoofdstuk 2 Woordenschat: opdracht 2t/m6

Slide 11 - Slide

doelen
  • Ik kan de stijlfiguren herhaling, tegenstelling en opsomming herkennen en begrijpen en gebruiken.
  • Ik kan hyperbolen, understatements en eufemismen herkennen, begrijpen en gebruiken.

Slide 12 - Slide