This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
H5 Licht herhaling
Slide 1 - Slide
Het object uit de afbeelding is een .......
A
Natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron
C
Geen lichtbron
Slide 2 - Quiz
Van welke straling word je bruin van?
A
Infrarode straling
B
UV straling
C
UV + infrarode straling
D
zichtbaar licht
Slide 3 - Quiz
Welke kleur licht laat een stukje blauw glas door?
A
alle kleuren
B
alle kleuren behalve blauw
C
alleen blauw
D
geen kleuren
Slide 4 - Quiz
Welke straling voel je als warmte?
A
Infrarode straling
B
UV straling
C
UV + Infrarode straling
D
Zichtbaar licht
Slide 5 - Quiz
UV straling komt voor in?
A
Broedkasten
B
Nachtkijker
C
Zonnebank
D
Gloeilamp
Slide 6 - Quiz
sommige stoffen lichten op als er UV-straling op valt. Deze stoffen ...
A
schijnen
B
reflecteren
C
stralen
D
fluoresceren
Slide 7 - Quiz
Veel planten zijn groen. Welke kleur wordt weerkaatst door een plant?
A
Rood
B
Groen
C
Blauw
D
Paars
Slide 8 - Quiz
Waarvoor worden thermogrammen gebruikt?
Slide 9 - Mind map
Het object uit de afbeelding is een .......
A
Natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron
C
Geen lichtbron
Slide 10 - Quiz
Het object uit de afbeelding is een .......
A
Natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron
C
Geen lichtbron
Slide 11 - Quiz
Het object uit de afbeelding is een .......
A
Natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron
C
Geen lichtbron
Slide 12 - Quiz
In de afbeelding zie je een voorbeeld van......
A
Direct licht
B
Indirect licht
Slide 13 - Quiz
Doffe voorwerpen kaatsen licht......
A
Diffuus terug
B
Spiegelend terug
Slide 14 - Quiz
Metalen glanzen van nature. Metalen kaatsen.....
A
Diffuus terug
B
Spiegelend terug
Slide 15 - Quiz
De normaal maakt een hoek van ....... graden met de spiegel
A
0 graden
B
45 graden
C
90 graden
D
180 graden
Slide 16 - Quiz
Nummer 1 geeft de hoek van inval weer?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quiz
Hoe groot is de hoek van inval?
Slide 18 - Open question
Hoe groot is de hoek van inval?
Slide 19 - Open question
Een stuk glas of plastic waarmee je het spectrum kan laten zien heet
A
Een plectrum
B
Een spectrum
C
Een prisma
D
Een driehoek
Slide 20 - Quiz
Noteer de kleuren van het ‘spectrum’
Slide 21 - Open question
Van wat voor type weerkaatsing is dit een voorbeeld?
A
Diffuus
B
Spiegel
Slide 22 - Quiz
Welke hoek in figuur 1 is de hoek van terugkaatsing?
A
hoek 1
B
hoek 2
C
hoek 3
D
hoek 4
Slide 23 - Quiz
Zie de lenzen hiernaast.
A
Beiden zijn positief.
B
Beide zijn negatief.
C
A = positief en
B = negatief
D
A = negatief
B = positief
Slide 24 - Quiz
Welke lenzen zijn positieve lenzen? Er zijn meer antwoorden mogelijk.
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 25 - Quiz
Verziend en bijziend
A
Verziend: ver onscherp en dichtbij onscherp
B
Bijziend: veraf scherp en dichtbij onscherp
C
Verziend: veraf onscherp en dichtbij scherp
D
Bijziend: veraf onscherp en dichtbij scherp
Slide 26 - Quiz
Een oogafwijking kan hersteld worden mbv bril of lenzen Welk oog (1 of 3) hoort bij iemand die moeite heeft met lezen? Is deze persoon dan verziend of bijziend? En met welke bril (A of B) kan zij toch weer goed lezen?
A
oog = 1
verziend
bril = B
B
oog = 2
verziend
bril = B
C
oog = 1
bijziend
bril = B
D
oog = 2
bijziend
bril = A
Slide 27 - Quiz
Op de plaats van de rechthoek staat een lens. Deze lens is ...
A
Positief
B
Negatief
Slide 28 - Quiz
Wat gebeurt er met een evenwijdig lichtstraal die op een convergerende lens valt?
A
wordt gebroken
B
gaat evenwijdig verder na de lens
C
gaat divergerend verder na de lens
D
komt samen in F
Slide 29 - Quiz
De brandpuntsafstand geef je aan met de letter...
A
v
B
F
C
B
D
f
Slide 30 - Quiz
Een lens heeft een brandpuntsafstand van 50 cm. Hoe sterk is de lens?
A
0,02 D
B
0,2 D
C
2,0 D
D
20 D
Slide 31 - Quiz
Een lens heeft een brandpuntsafstand van 78 cm. Hoe sterk is de lens?