This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Financiële zelfredzaamheid les 1
Onderwerpen:
- Huishoudboekje
- Budgetteren
Slide 1 - Slide
Planning
- Lesdoelen huishoudboekje
- Uitleg over het huishoudboekje
- Lesdoelen budgetteren
- Uitleg over budgetteren
- De volgende les
Slide 2 - Slide
Lesdoelen huishoudboekje
Aan het einde van de les ik:
- de juiste omschrijving van het begrip 'huishoudboekje' kiezen;
- de verschillende onderdelen uit welke het huishoudboekje is opgemaakt benoemen.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Het huishoudboekje
- Een huishoudboekje is een boekje waar jouw inkomsten en uitgaven in staan
- In een huishoudboekje staan alle inkomsten en uitgaven per periode opgesplitst
(bijv. per maand/week/jaar)
- In een huishoudboekje kun je zien aan welke soorten goederen en diensten jij geld uitgegeven hebt
(bijv. kleding, boodschappen en telefoon)
- Met een huishoudboekje kun je snel kijken aan welke goederen en diensten jij de ene maand meer geld uitgegeven hebt dan in een andere maand
Slide 5 - Slide
Inkomsten
Inkomen uit arbeid:
- Loon
- Winst
Inkomen uit bezit
- Rente
- Huur
- Pacht
Overdrachtsinkomsten:
- Uitkering
Uitgaven
Vaste lasten
- Contributie
- Belasting
Incidentele uitgaven
- Kleding
- Vakanties
Dagelijkse uitgaven
- Boodschappen
- Kapper
- Cadeautje
Slide 6 - Slide
Positief of negatief?
- Zijn de inkomsten groter dan de uitgaven --> positief resultaat
- Zijn de uitgaven groter dan de inkomsten --> negatief resultaat
Slide 7 - Slide
Wat is een huishoudboekje?
A
Een boekje waar al jouw inkomsten en uitgaves in staan
B
Een boekje waar alleen jouw inkomsten in staan
C
Een boekje waar alleen jouw uitgaves in staan
D
Een boekje waar al jouw inkomsten en uitgaves in staan per periode
Slide 8 - Quiz
Waarom is het belangrijk om een huishoudboekje te hebben?
A
Dan hoef je niet steeds op jouw uitgaves te letten
B
Je hoeft geen bonnetjes meer te bewaren
C
Je kunt makkelijker kijken of jij beter met jouw geld omgaat dan andere mensen
D
Je kunt in één keer zien of jij meer geld ontvangen hebt dan uitgegeven
Slide 9 - Quiz
Uit welke twee onderdelen bestaat het huishoudboekje?
A
Huishoudelijke uitgaven en vaste lasten
B
Inkomsten en uitgaven
C
Opbrengsten en kosten
D
Salaris en vaste lasten
Slide 10 - Quiz
Welke van de volgende vier antwoorden hoort niet bij 'inkomsten in het huishoudboekje'?
A
Inkomsten in natura
B
Inkomsten uit arbeid
C
Inkomsten uit bezit
D
Overdrachtsinkomsten
Slide 11 - Quiz
Welke van de volgende vier antwoorden hoort niet bij 'uitgaven in het huishoudboekje'?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Incidentele uitgaven
C
Persoonlijke uitgaven
D
Vaste lasten
Slide 12 - Quiz
Lesdoelen budgetteren
Aan het einde van de les kan ik:
- benoemen uit welke twee onderdelen een budgetteringsbegroting bestaat;
- bij beide onderdelen uit de budgetteringsbegroting de drie subonderdelen benoemen;
- voorbeelden koppelen aan de budgetteringsbegroting;
- uitrekenen of de budgetteringsbegroting een overschot bevat of een tekort.
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Budgetteren
- Jouw inkomsten en uitgaven in een overzicht naast elkaar leggen
- Budgetteringsbegroting: het overzicht waarin jouw inkomsten en uitgaven staan
- Een budgetteringsbegroting maak je altijd vooraf
- Je maakt dus een schatting van jouw inkomsten en uitgaven voor een bepaalde periode
Slide 15 - Slide
Inkomsten
Inkomen uit arbeid
- Loon
- Winst
Inkomen uit bezit
- Rente
- Huur
- Pacht
Overdrachtsinkomsten
- Uitkering
Uitgaven
Vaste lasten
- Contributie
- Belasting
Incidentele uitgaven
- Kleding
- Vakanties
Dagelijkse uitgaven
- Boodschappen
- Kapper
- Cadeautje
Slide 16 - Slide
Een tekort of een overschot?
- Als jouw inkomsten groter zijn dan jouw uitgaven --> overschot
- Als jouw uitgaven groter zijn dan jouw inkomsten ---> tekort
Slide 17 - Slide
Wat betekent het begrip 'budgetteren'?
A
Het achteraf bekijken of jouw inkomsten groter zijn dan jouw uitgaven in een periode
B
Het achteraf onderzoeken of jij niet te veel geld besteed hebt in een periode
C
Het vooraf naast elkaar zetten van jouw inkomsten en uitgaven in een periode
D
Het vooraf onderzoeken hoeveel euro jij kan besteden in een periode
Slide 18 - Quiz
De budgetteringsbegroting bestaat uit twee onderdelen. Deze twee onderdelen zijn .... en ....
Slide 19 - Open question
Inkomsten
Uitgaven
Vaste lasten
Huishoudelijk
Incidenteel
Overdracht
Arbeid
Bezit
Slide 20 - Drag question
Inkomen uit arbeid
Inkomen uit bezit
Overdrachtsinkomsten
Je hebt een eigen bedrijf en je mag de winst die het bedrijf maakt zelf houden
Je hebt geld op jouw spaarrekening staan en je ontvangt daarom iedere maand rente van de bank
Je kunt niet meer werken en ontvangt een werkloosheidsuitkering
Je werkt voor een baas en ontvangt iedere maand loon
Je verhuurt jouw huis en ontvangt iedere maand huur
Slide 21 - Drag question
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Huishoudelijke uitgaven
Omdat jij graag op de hoogte wilt blijven van de nieuwste mode neem jij een abonnement op het tijdschrift 'Girlz'
In de grote pauze ga jij naar de Jumbo om een frikandellenbroodje te halen
De voetbalclub waar jij voetbalt vraag of jij jouw contributie wilt betalen
Je gaat een nieuwe auto komen, omdat jouw oude auto kapot is
Je gaat deze zomer op vakantie naar Spanje
Je gaat naar de kapper toe om jouw haren te laten knippen
Slide 22 - Drag question
Jan heeft een gezin met twee kinderen en een vrouw. Hij wil een budgetteringsbegroting opmaken voor de aankomende maand en heeft de volgende gegevens: - Vaste lasten van 1.750 euro - Inkomen uit arbeid van 2.290 euro - Inkomen uit bezit van 975 euro - Huishoudelijke uitgaven van 225 euro - Overdrachtsinkomsten van 1.570 euro -Incidentele uitgaven van 750 euro
Hoeveel euro is het tekort/overschot op de budgetteringsbegroting van Jan?
A
Overschot van 2.110
B
Overschot van 2.470
C
Tekort van 2.110
D
Tekort van 2.470
Slide 23 - Quiz
De volgende les
- 6 vragen goed beantwoord --> verrijkingsopdrachten
- 5 vragen of minder goed beantwoord --> herhalingsopdrachten
- De volgende les gaan we in de les aan de slag met de verrijkingsopdrachten en de herhalingsopdrachten
Slide 24 - Slide
Financiële zelfredzaamheid les 2
Wat gaan we doen?
- Uitleg over de casussen
- Aan de slag met de casus
- Afsluiting
Slide 25 - Slide
Uitleg over de casussen
- Jullie maken de casus in tweetallen
- Leerlingen met herhalingsopdrachten --> linkse kant van het lokaal
- Leerlingen met verrijkingsopdrachten --> rechtse kant van het lokaal
- Jullie krijgen de hele les de tijd voor de casus
Slide 26 - Slide
Afsluiting
- Wat hebben we geleerd over het huishoudboekje?
- Wat hebben we geleerd over budgetteren?
- Hebben jullie nog vragen over het huishoudboekje of budgetteren?