09-12-2024

09 décembre 2024
1 / 11
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo lwoo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

09 décembre 2024

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

vendredi 06
  • woordenschat overhoren
  • Les nombres de 20-69
  • BINGO 30-69

Slide 3 - Slide

Programme et objectifs
  1. Bron G: Phrases-clés + uitspraak de C et Ç
  2. Les nombre de 69 à 100
  3. S'entraîner pour le test de mercredi 11
Doel 1: Je weet het verschil qua uitspraak tussen C et Ç
Doel 2: Je kan de uitzondering van de getallen tussen 70-100 uitleggen.
Doel 3: Je weet hoe de toets eruitziet 
 


Slide 4 - Slide

Le C et le Ç
  • Copain
  • Vacances
  • Sac
  • Cec
  • Français
  • Ça va

Slide 5 - Slide

La règle
Je voudrais deux croissants.
Ça coute combien?
Je ne comprends pas.
Ça coute cinq euros cinquante.


Slide 6 - Slide

Les phrases-clefs
Zet de dialoog in de juiste volgorde door de zinnen van de klant (recht) te koppelen aan de juiste antwoorden (links).
1. Vous avez une baguette?
A.Voilà.
2. Ça coute combien?
B. Oui j'ai ça.
3. Je voudrais deux croissants.
C. Ça coute cinq euros cinquante.
4. Pardon, je cherche la boulangerie.
D. C’est là-bas.
timer
5:00

Slide 7 - Slide

Les nombres entre 70 -100
Herinner je je de bijzonderheid van de Franse getallen tussen 70 en 100?
Gebruik de numerieke bewerking om het juiste Franse getal (70-100) te vinden.
  • 60 + 15 = 
  • 60 + 19 =
  • 4 x 20 + 3 =
  • 4 x 20 + 10 =
  • 4 X 20 + 14 =

Slide 8 - Slide

Testopbouw en vragen!
Vocabulaire – Exercice 1 (15 punten)
a. Schrijf het juiste woord in het plaatje
b. Maak logische combinatie van deze woorden
c. Wat vind je lekker en wat vind je niet lekker. Je moet de voedsel vertalen en in de juiste kolom zetten. 
Grammaire – Exercice 2 (13 punten)
a. Vervoeg de regelmatige werkwoorden op -er tussen haakjes.
b. Maak 2 zinnen van minimaal 5 woorden met 2 van de volgende werkwoorden
c. Schrijf het juiste getal/prijs in het plaatje. 
Écrire – Exercice 3 (10 punten)
a. Vertaal de (3) zinnen naar het Nederlands
b. Maak deze dialoog af.
Lire – Exercice 4 (13 punten)
a. Waar of niet waar?
b. Kies het juiste antwoord c. Vertaal de woorden in het Nederlands (transparante woorden)



Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Thuis oefenen
Vocabulaire
Exercices 7 a.b P143
Exercices 8.a.b P144
Grammaire 
Exercices 17.a.b.c P73 et 18.a P75
Écrire
Exercice 9.c P145

Slide 11 - Slide