Week 36 uitleg examen Schrijven

Nederlands
door Jolien de Kock-Visscher
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
door Jolien de Kock-Visscher

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
-Je weet hoe het examen Schrijven eruitziet. 
-Je oefent met de beoordelingscriteria.
-Je oefent met werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd

Slide 2 - Slide

Terugblik
-We hebben kennisgemaakt.
-Je hebt enige informatie gekregen over het examen Schrijven.

Slide 3 - Slide

Hoe heb je de eerste 'echte' lesweek/BPV-week ervaren?
0100

Slide 4 - Poll

Hoeveel schrijfopdrachten krijg je tijdens je examens Schrijven?
A
1
B
1 of 2
C
2 of 3
D
3 of 4

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Vul de juiste vervoeging in:
'Jack ... (deleten) de e-mail vorige week volledig.'
A
delete
B
delette
C
deletete
D
deletet

Slide 8 - Quiz

Welke zin is juist gespeld?
A
Door het failissement van zijn bedrijf, raakte Jan aan de drank.
B
De cliënt maakt een kunstwerk voor moederdag.
C
Het is niet mogelijk om het product kostenloos te retourneren.
D
Ik heb de vader van Jaro ge-e-maild over de feestactiviteit.

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Welk verband wordt in deze zin gebruikt?
'Je mag deelnemen aan het examen, mits je een voldoende hebt gehaald voor de lessen.'
A
Een voorwaardelijk verband
B
Een tegengesteld verband
C
Een redengevend verband
D
Een ongebruikelijk verband

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Welk doel heeft iemand die een betoog schrijft?

Slide 14 - Mind map

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Wat is het synoniem van cognitie?

Slide 17 - Open question

Wat betekent 'leeftijdsadequaat'?

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Volgende week
-Herhalen werkwoordspelling tegenwoordige tijd

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide