week 46, 2e klas, les1

Bonjour! 
Aujourd'hui 
nous sommes 
jeudi 18 novembre
semaine 46
cours 1
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bonjour! 
Aujourd'hui 
nous sommes 
jeudi 18 novembre
semaine 46
cours 1

Slide 1 - Slide

BUT DU COURS:  

  • PARLER
    Spreekopdracht maken
  • GRAMMAIRE
    Deel d: bijvoeglijk naamwoord

PARLER
CONCENTRATION
COMPÉTENCES

Slide 2 - Slide

Départ
  1. Intro
  2. Grammaire: Partie D
  3. Au travail
  4. Bingo (+Quizlet)
(05m)

(10 m)

(30m)

 (10m)

Slide 3 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
  • Wat is een bijvoeglijk nw?
  • zegt wat over een zelfst nw
  • Wat bepaalt de vorm in het FR? 
  • vorm van het zelfst nw
  • Welke vormen zijn er in het FR?
  • man ev, vr ev, ml mv, vr mv
  • Waar staat het bijv nw in het FR?
  • erachter
  • Behalve....
  • bon, grand, beau, vieux, petit, nouveau
La fille est petite
Le garçon est petit
Les filles sont petites

Slide 4 - Slide

Vormen
  • Basisvormen: -, e, s, es

  • Sommigen zijn onregelmatig:
  • bon (goed, lekker)
  • beau (mooi)
  • nouveau (nieuw)
  • vieux (oud)

Slide 5 - Slide

Plaats
  • Regel: achter het zelfst.nw
  • Behalve:
bon                            vieux
grand                          petit
beau                          nouveau



Slide 6 - Slide

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een vrouwelijk zelfst nw krijgt een extra ...
A
e
B
s
C
es
D
niets

Slide 7 - Quiz

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een mannelijk zelfst nw in meervoud krijgt
A
niets erbij
B
es
C
s
D
e

Slide 8 - Quiz

Maak de zin goed af:
Léa et Anna sont ___ (petit)

Slide 9 - Open question

Maak de zin goed af:
Les garçons sont _____(petit)

Slide 10 - Open question

Welke zin is grammaticaal correct?
A
J'ai une copine français.
B
Mon père a un vélo grises.
C
Nous avons une grands maison.
D
Elle a une petite soeur.

Slide 11 - Quiz

Zet het bijvoeglijk naamwoord "beau" in de juiste vorm:
J'ai une ________ copine.

Slide 12 - Open question

Welke zin is FOUT?
A
Il a une table brune.
B
Elsa a un oncle espagnol.
C
J'ai une française copine.
D
Vous avez un vélo orange?

Slide 13 - Quiz

Welke zin is FOUT?
A
Des vieilles maisons
B
Les petites filles
C
Le livre beau
D
Le nouveau portable

Slide 14 - Quiz

4. AU TRAVAIL
  1. Faire Chapitre 2 tm Partie D 

  2. Spreekoefening (zie magister)

  3. Vul lesreflectie in.
timer
1:00

Slide 15 - Slide

SPELLETJE
  • BINGO 
  • Quizlet 

Slide 16 - Slide

au prochain cours!

Slide 17 - Slide

Vul de juiste vorm in:
la mer ___________________ (bleu)

Slide 18 - Open question

Vul de juiste vorm in:
les filles _______________ (charmant)

Slide 19 - Open question