This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Items in this lesson
Thema 3 Veiligheid
Slide 1 - Slide
Gedragsverwachtingen
* Ik steek mijn vinger op als ik iets wil zeggen of vragen
* Ik heb de juiste spullen bij me - Pen/potlood, Chromebook, Boek Kies1
Slide 2 - Slide
Startopdracht
Slide 3 - Slide
Veiligheid
Veiligheid betekent dat je niet in gevaar bent.
Slide 4 - Slide
Je bent op een druk festival.
Onveilig
Veilig
Slide 5 - Poll
Je fietst over een druk kruispunt.
Onveilig
Veilig
Slide 6 - Poll
Je komt politie te paard tegen.
Onveilig
Veilig
Slide 7 - Poll
Je loopt in je eentje door een bos.
Onveilig
Veilig
Slide 8 - Poll
Je zit in een vliegtuig.
Onveilig
Veilig
Slide 9 - Poll
Je loopt door een donker tunneltje.
Onveilig
Veilig
Slide 10 - Poll
Geweld
1. Iemand kwaad doen.
2. Iets kapot maken.
Geweld zorgt ervoor dat het ergens minder veilig is. Iemand slaan is een voorbeeld van geweld. Maar ook pesten en schelden zijn voorbeelden van geweld.
Als je het slachtoffer bent van geweld kan je je onveilig voelen.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
Slide 13 - Video
Slide 14 - Video
Wat betekent veilig?
A
Dat je niet in gevaar bent.
B
Dat je goed voor andere mensen zorgt.
C
Dat je niet in het donker buiten bent.
D
Dat je op tijd komt.
Slide 15 - Quiz
Alle mensen voelen zich veilig als er veel andere mensen in de buurt zijn.