Beschrijf 2 situaties waarbij jijzelf gedrag wilde (of moest) veranderen. Beschrijf bij beide situaties of je je gedrag ook echt veranderd hebt, een beetje veranderd hebt of uiteindelijk niet veranderd hebt.
Beschrijf bij de situaties welke steun jij van je omgeving hebt gekregen om je gedrag te kunnen veranderen. Beschrijf ook welke negatieve invloed jouw omgeving eventueel had op je te behalen gedragsdoel.
Klaar? In tweetallen bespreken, straks enkele situaties klassikaal bespreken.