This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.
Items in this lesson
Practicum les
1. Eerst herhalen (oefenen voor SO)
2. Uitleg eencellige "diertjes"
3. Werken met microscoop
Slide 1 - Slide
herhalen herhalen herhalen
Om goed te kunnen onthouden
moet je dingen heel vaak herhalen.
Slide 2 - Slide
Veelzijdig symmetrisch
Tweezijdig symmetrisch
Niet symmetrisch
Slide 3 - Drag question
Insecten
Veelpotigen
Spinachtigen
Kreeftachtigen
Slide 4 - Drag question
Sleep de 4 groepen van geleedpotigen in dit vak
Insecten
Kreeftachtigen
Veelpotigen
Spinachtigen
Schimmels
Garnalen
Reptielen
Kwallen
Vlinders
Slide 5 - Drag question
Gewerveld
Ongewerveld
Sleep naar het juiste vak
Slide 6 - Drag question
Geef een voorbeeld van een symmetrisch ongewerveld dier
Slide 7 - Open question
Coccen zijn eencellige organismen zonder celkern.
Tot welke groep behoren coccen?
A
Dieren
B
Schimmels
C
Bacteriën
D
Planten
Slide 8 - Quiz
In de afbeelding is een cel schematisch getekend. Tot welke groep behoort het organisme waarvan deze cel afkomstig is?
A
dieren
B
schimmels
C
planten
D
bacteriën
Slide 9 - Quiz
Bacteriën delen zich ieder half uur.
Je hebt 1 bacterie in een petrischaaltje. Hoeveel zijn er na 2 uur?
A
5
B
8
C
16
D
32
Slide 10 - Quiz
De aandoening die op de afbeelding te zien is wordt veroorzaakt door bacteriën.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quiz
Bij de productie van het geneesmiddel penicilline worden bacteriën gebruikt.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quiz
Welk voedingsmiddelen worden met behulp van bacteriën gemaakt?
A
yoghurt en bier
B
bier en brood
C
yoghurt en zuurkool
D
wijn en zuurkool
Slide 13 - Quiz
In de afbeelding is de stamboom van het leven weergegeven. De breedte van de eindstreep staat voor de grootte van de groep.
Kies het juiste woord.
De trilobieten zijn .... uitgestorven dan de ammonieten.
A
eerder
B
later
Slide 14 - Quiz
In de afbeelding is in een geologische tijdschaal het ontstaan van de gewervelde landdieren weergegeven. De breedte van de lijnen komt overeen met het aantal soorten.
Kies het juiste woord.
De vogels hebben zich ontwikkeld uit de ...
A
Amfibieën
B
reptielen
C
zoogdieren
Slide 15 - Quiz
In de afbeelding is in een geologische tijdschaal het ontstaan van de gewervelde landdieren weergegeven. De breedte van de lijnen komt overeen met het aantal soorten.
Het eerst ontstonden de
A
Vogels
B
Reptielen
Slide 16 - Quiz
In de afbeelding is in een geologische tijdschaal het ontstaan van de gewervelde landdieren weergegeven. De breedte van de lijnen komt overeen met het aantal soorten. Bij de amfibieën zijn drie groepen te zien die doorlopen tot boven in de afbeelding.
Wat kun je concluderen uit het feit dat deze drie groepen doorlopen tot boven in de afbeelding?
A
Dat deze groepen amfibieën in de loop van de tijd onveranderd zijn gebleven
B
Dat deze groepen amfibieën nooit met uitsterven zijn bedreigd
C
Dat van deze groepen amfibieën nu nog soorten op aarde aanwezig zijn
Slide 17 - Quiz
Enkele kenmerken van planten zijn: wortels - stengels - bladeren - bloemen
Welke kenmerken hebben de sporenplanten?
A
alle genoemde kenmerken
B
wortels en stengels
C
wortels, stengels en bladeren
D
geen van de genoemde kenmerken.
Slide 18 - Quiz
Hoe noem je de gedeeltes dat aangegeven zijn met de rode cirkel op de afbeelding hiernaast?
A
sporendoosjes
B
sporenhoopjes
C
sporenvormend orgaantje
Slide 19 - Quiz
Deze zaadplant plant zich voort door middel van sporen.
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quiz
Op de afbeelding hiernaast is een inktvis te zien.
Tot welke groep van de dieren behoort de inktvis?
A
geleedpotigen
B
gewervelden
C
neteldieren
D
weekdieren
Slide 21 - Quiz
Het Pantoffeldiertje
Slide 22 - Slide
Welke onderdelen in een dierlijke cel?
Slide 23 - Slide
Sommige eukaryoten eencellige cellen hebben verschillende kenmerken zodat we ze niet kunnen indelen bij planten, schimmels en dieren.
voorbeelden : amoebe en pantoffeldiertje
Slide 24 - Slide
Amoebe
Een amoebe heeft een celmembraam en een celkern. Hij is een soort eencellige dier.
De amoebe beweegt door het cytoplasma te verplaatsen in zijn schijnvoetje. De inhoud van de amoebe verplaats zich zo.
Slide 25 - Slide
0
Slide 26 - Video
Pantoffeldiertje
Ook het pantoffeldiertje heeft een celmembraam en een celkern. Dit is ook een eencellige dier.
aan de buitenkant van het pantoffeldiertje zitten trilharen. Deze trillen door de vloeistof heen en zo beweegt hij.
Slide 27 - Slide
Pantoffeldiertje
-trilhaartjes
-Plek waar eten de cel in kan -Plek waar afvalstoffen de cel uit kunnen
Dit zijn allemaal organellen (onderdelen van de cel)
Slide 28 - Slide
0
Slide 29 - Video
0
Slide 30 - Video
0
Slide 31 - Video
0
Slide 32 - Video
Hoe ga je te werk
Microscoop pakken
Één per tweetal
Vastpakken bij het statief en onder de voet
Controleren
Zit de rode lens voor?
Staat de tafel helemaal naar beneden?
Lampje aanzetten
Draai aan de knop op de voet of zet de schakelaar om.
Preparaat
Tussen de preparaatklemmen leggen
Slide 33 - Slide
Aan de slag
1. Teken altijd met een potlood.
2. Maak grote tekeningen MAAR laat recht ruimteover voor het benoemen van de onderdelen.
3. Maak eerst een schets, daarna de lijnen dikker.
4. Trek een lijn naar rechts met een liniaal en zet de naam van het onderdeel erbij.
5. Gebruik blz 291 uit het boek. Maak je tekening op een blaadje.
Teken wat je ZIET, niet wat je DENKT te moeten te zien!