Wereldoriëntatie 7/8 - Algemeen tekstbegrip - Wie is de baas?


Ik wil meer weten!
1 / 13
next
Slide 1: Slide
WereldoriëntatieBasisschoolGroep 5,6

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Introduction

Digibordles

Items in this lesson


Ik wil meer weten!

Slide 1 - Slide

Ik kan uitleggen waar de tekst de baas in mijn land, is... over gaat.

Slide 2 - Slide

Bekijk de titel van het artikel, maar lees de tekst nog niet.
 
Wat valt op aan de kopjes, de titel en de plaatjes?
Wat is dit voor een tekst denk je?
Hoe ga je deze tekst lezen?
Wat is het doel van de schrijver denk je? Waar zie je dat aan?
Waar denk je dat het over zal gaan, waarom denk je dat?
Wat weet je er al van?



Slide 3 - Slide

 Schrijf je vragen op een post-it (één vraag per blaadje) en plak ze op de
vragenmuur.
Heb je vragen als je naar de tekst kijkt? 

Slide 4 - Slide

Woordenschat:
de troon, overnam (overnemen), Taliban, wil opleggen, president.
De leerkracht doet het voor.

Slide 5 - Slide

Woordenschat:
macht, stralen uit (uitstralen),
bodyguard, gentleman, daklozen.
De leerkracht doet het voor.

Slide 6 - Slide

Woordenschat:
brengt mensen samen (mensen
samenbrengen), verbindt ze met elkaar (mensen met
elkaar verbinden), taken, politiek, bevolking, cultuur.
We doen het samen!

Slide 7 - Slide

Vat de tekst per alinea samen.

Slide 8 - Slide

Tekstgerichte vragen:
Wat is de naam van de eerste vrouwelijke president van Mexico?
Welke landen uit de tekst zijn een democratie? En wat betekent dat?
Maak een kastschema met de argumenten voor en tegen 
het Nederlandse koningshuis die de tekst noemt.
Abdul zegt: ‘Als je je aan de regels van de Taliban houdt, is het leven nu wel veiliger.’ Waarom kan je toch niet zeggen dat de Taliban het leven in Afganistan veiliger gemaakt heeft?
Denk je dat het beter is voor een land om een koning of een president te hebben? Gebruik de argumenten in de tekst.
Schrijf een brief aan een van de bazen uit de tekst, waarin je uitlegt welke verandering jij graag in dat land zou willen zien en waarom je dat belangrijk
vindt.

Slide 9 - Slide

Facultatief: oefenen van de toetsvraagstelling.
Toetsvraag:
Lees: ‘Ik heb ook zo’n pak en toen zeiden m’n vrienden dat
ik eruit zag als een gentleman.’ 
Wat kan de schrijver het beste doen met het woord ‘toen’ in deze zin?
A: Gewoon zo laten staan
B: Aanvullen met: ik het kocht
C: Aanvullen met: ik het aanhad
D: Weglaten

Slide 10 - Slide

Wat heb je deze les geleerd?
Klopte het idee over het doel van de schrijver?
Bespreek de antwoorden op de tekstgerichte vragen en de toetsvraag.

Slide 11 - Slide

 Antwoord gevonden op je vraag? Schrijf het antwoord op een andere kleur post-it en plak deze bij de vraag op de vragenmuur.
Zijn er nieuwe vragen ontstaan? 
Schrijf ze op post-its. 

Slide 12 - Slide

Tot de 
volgende keer!

Slide 13 - Slide