Oefening stijlfiguren

Wat gaan we vandaag doen?

  • Uitleg stijlfiguren (Taal par.2, blz. 92)
  • Oefenen met stijlfiguren in LessonUp.
  • Maken opdr. 1 en opdr. 2.
  • Bespreken opdrachten.
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen?

  • Uitleg stijlfiguren (Taal par.2, blz. 92)
  • Oefenen met stijlfiguren in LessonUp.
  • Maken opdr. 1 en opdr. 2.
  • Bespreken opdrachten.

Slide 1 - Slide

Stijl: wat is dat eigenlijk?
Stijl = de manier waarop je iets zegt of schrijft, bijv:
  • humoristisch
  • zakelijk
  • formeel (goedemiddag)
  • informeel (hoi)
Je gebruikt zelf ook verschillende stijlen: hoe app je met je vrienden of met je oma/opa?

Slide 2 - Slide

Wat zijn een stijlfiguren?
Bewuste afwijkingen van de 'gewone manier' van zeggen.

Functie van stijlfiguren:
  • Teksten stijlvoller, mooier en aantrekkelijker maken
  • Nadruk leggen op iets
  • Spanning, verrassing, verbazing wekken

Slide 3 - Slide

 Stijlfiguren

Climax: Een steeds sterker wordende reeks. 
Je bent mooi, prachtig, fantastisch, zo adembenemend. 

Anti-climax: Een steeds zwakker wordende reeks. 
Men schreeuwde, praatte, fluisterde en uiteindelijk was het stil. 






Slide 4 - Slide

Stijlfiguren
Repetitio (herhaling): je gebruikt twee keer hetzelfde woord om iets te benadrukken.
Altijd dit lege hart, altijd.

Antithese (tegenstelling): tegengestelde dingen worden gecombineerd.
In de stilte hoorde je het geschreeuw.





Slide 5 - Slide

Stijlfiguren
Hyperbool (overdrijving): Je overdrijft iets. 
We hebben ons dood gelachen. 

Enumeratie (opsomming): Zaken die achterelkaar worden genoemd (vaak het woordje en)
Je bent alweer je boek, schrift, huiswerk en pen vergeten.









Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Je hebt mensen en mensen.

A
Drieslag
B
Anticlimax/omgekeerde climax
C
Repetitio
D
Enumeratio

Slide 8 - Quiz

'Vanavond nog lichte, vanaf morgen matige en na het weekend strenge vorst.'
A
Repetitio
B
Enumeratio
C
Climax
D
Drieslag

Slide 9 - Quiz

Wat ben jij een miezerig, vervelend, irritant, misselijk ventje.
A
drieslag
B
enumeratio
C
climax
D
repetitio

Slide 10 - Quiz

Hij voelde zich goed, geweldig, fantastisch toen hij geslaagd was.
A
opsomming in drieën
B
enumeratio
C
repetitio
D
climax

Slide 11 - Quiz

Hij dacht een auto te hebben gewonnen, maar het was zelfs geen fiets. Zijn prijs was een zakradiootje.
A
anticlimax
B
drieslag
C
opsomming in drieën
D
enumeratio

Slide 12 - Quiz

Vroeger gold: verliefd, verloofd, getrouwd; maar hoe is dat tegenwoordig?
A
Repetitio
B
Enumeratio
C
Climax
D
Drieslag

Slide 13 - Quiz

Geen gezeur: je bord leeg eten, de spullen in de vaatwasser zetten en dan snel aan je huiswerk voor morgen.
A
Repetitio
B
Opsomming in drieën
C
Enumeratio
D
Drieslag

Slide 14 - Quiz

Het vlees, de organen, de botten, de huid, de hoorns, echt alles van de koe wordt verwerkt tot producten.
A
Repetitio
B
Enumeratio
C
Climax
D
Drieslag

Slide 15 - Quiz

Om corona te stoppen moeten we testen, testen, testen.
A
Repetitio
B
Enumeratio
C
Climax
D
Drieslag

Slide 16 - Quiz

Regenwouden, tropische stranden, exotische dieren en bijzondere steden hebben we gezien.
A
Repetitio
B
Enumeratio
C
Opsomming in drieën
D
Climax

Slide 17 - Quiz

Het lijkt alsof het een beetje heeft geregend.

Slide 18 - Slide

Stijlfiguren
Understatement: afzwakkende term of omschrijving: 
een leuk bedragje ipv veel geld






Slide 19 - Slide

Welk stijlfiguur herken je?
De tafels in het lokaal staan schots en scheef.
A
pleonasme
B
herhaling
C
opsomming
D
tautologie

Slide 20 - Quiz

Welk stijlfiguur herken je?
Wat een mooie rode aardbeien!
A
pleonasme
B
herhaling
C
opsomming
D
tautologie

Slide 21 - Quiz

Welk stijlfiguur herken je?
Ik erger me dood aan hem.
A
overdrijving
B
herhaling
C
climax
D
tautologie

Slide 22 - Quiz

Welk stijlfiguur herken je?
Ik had een twee voor mijn proefwerk, ik had dus wel wat foutjes gemaakt.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
D
tautologie

Slide 23 - Quiz

Welk stijlfiguur herken je?
Je wordt doodgegooid met informatie over de verkiezingen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
D
tautologie

Slide 24 - Quiz

Welk stijlfiguur herken je?
Ik sta al een eeuw op je te wachten.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
anti-climax
D
climax

Slide 25 - Quiz

Climax of anticlimax
4. In het begin brulde hij het uit, maar na vijf minuten huilde alleen nog maar hij om vervolgens na een kwartiertje zo af en toe nog wat na te snikken.
A
Climax
B
Anticlimax

Slide 26 - Quiz

In welke zin staat een climax?
A
Uren, dagen, maanden, jaren vliegen voorbij.
B
Hij begon te brullen, te huilen en te snikken.

Slide 27 - Quiz

Een climax is een
A
herhaling
B
opsomming in drieën
C
lange opsomming
D
opsomming die naar een hoogtepunt voert

Slide 28 - Quiz

Welk stijlfiguur herken je?
De gele zonnebloemen maken de kamer veel gezelliger
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 29 - Quiz

Lezen!
Tijd: 15 minuten
Hoe: In stilte! 
Daarna: verder met 
dichtvormen
timer
15:00

Slide 30 - Slide

Huiswerk vrijdag 

Herhaling over beeldspraak en het herkennen ervan. 

Slide 31 - Slide

Opdracht: beeldspraak zoeken
Wat? 
Ga op zoek naar voorbeelden van beeldspraak.
Waar? 
Krantenkoppen, slogans, reclames, uitdrukkingen, spreekwoorden.
Resultaat?
In totaal heb je vrijdag minimaal zes voorbeelden van beeldspraak.
Per voorbeeld benoem je alle aanwezige/weggelaten elementen.
Gebruik gedeelde slide 'beeldspraak' voor alle vormen en elementen. 

Slide 32 - Slide

Beeldspraak en (aanwezige/weggelaten) elementen
Uit welke vormen beeldspraak kun je kiezen?

  • Vergelijking met als (beeld, object, verbindingswoord)
  • Vergelijking zonder als (beeld, object)
  • Metafoor (beeld)

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video