les 3 § 1.3 overbrengingen deel 1 - quiz

1.3 Overbrengingen deel 1
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1.3 Overbrengingen deel 1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions



● Leerdoelen bespreken
● Terugblik: ..............
● Uitleg: ..............
● Zelfstandig werken
● Leerdoel behaald?
Welkom bij Natuurkunde
bij
bij
TELEFOON thuis of 
in de kluis.

LAPTOP in je tas.
Leg je spullen op tafel
Wat gaan we doen?
timer
1:00

Slide 2 - Slide

Beginpagina met timer

Plaatje aanpassen aan het onderwerp van de les.

Wat hebben we de vorige les gedaan?
Welke doelen stonden centraal?
Wat weten we er nog van?
bij
bij
in de tas.
Laptop 
Hefbomen gebruiken
Natuurkunde 3VWO

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

H1 Hefbomen gebruiken
bij
bij
in de tas.
Laptop 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Doelen par. 1.3
Overbrengingen
Je leert:
Hoe je overbrengingen toepast om minder kracht nodig te hebben



Slide 5 - Slide

This item has no instructions

§ 1.3 Overbrengingen
Katrollen
Een vaste katrol breng de kracht één
op één over.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

§  1.3 Overbrengingen
De spierkracht is even groot als de werkkracht op de last, alleen de richting is tegenovergesteld.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

§ 1.3 Overbrengingen
De spierkracht is even groot als de werkkracht op de last, alleen de richting is tegenovergesteld.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

§ 1.3 Overbrengingen
De drie krachten Fspier, Fspan en Fz zijn even groot.
 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

§ 1.3 Overbrengingen
Het aangrijpingspunt van de spankracht (Fspan)is de plaats waar het touw vast zit aan de kist (A) 
 
 

Het aangrijpingspunt is de plaats waar de kracht werkt.
 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

§ 1.3 Overbrengingen
De losse katrol
De losse katrol zit vast aan de last 
en beweegt mee met de last.
  
 

De last hangt nu aan twee touwen.
De werkkracht is dubbel zo groot als de spierkracht.
Maar je moet twee keer zo veel touw binnenhalen. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

§ 1.3 Overbrengingen
De losse katrol
Om een kist met een gewicht van
250N over vier meter omhoog te
hijsen moet je 8 meter touw binnenhalen, maar je hebt maar half zo veel spierkracht nodig: 125 N

  
 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

§ 1.3 Overbrengingen
Takels met meerdere katrollen


  
 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

§ 1.3 Overbrengingen
Takels met meerdere katrollen


  
 

De last hangt nu aan twee touwen.
De zwaartekracht wordt nu verdeeld over de twee touwen en wordt de spankracht nu 1200/2 = 600N per touw en hoef je nu ook maar  600N aan spierkracht te gebruiken.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

§ 1.3 Overbrengingen
Takels met meerdere katrollen


  
 

De krachtverhouding bij een takel vind je door het aantal touwen tussen de vaste en losse katrol op te tellen. Het touw waar je aan trekt tel je niet mee.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

§ 1.3 Overbrengingen
Takels met meerdere katrollen


  
 
§ 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

In een takel zitten meerdere katrollen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Je ziet drie takels
wat is waar?
A
afbeelding c heeft drie vaste katrollen
B
afbeelding b heeft 5 touwen
C
afbeelding a heeft 3 vaste katrollen
D
afbeelding c heeft 7 touwen

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Je ziet maar de helft van een takel met 6 katrollen er lopen 12 kabels omhoog.
Stel de lastkracht is 1200kN.
Wat is de werkkracht?
A
100 kN
B
200 kN
C
300kN
D
600kN

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel katrollen heb je nodig als je 200N aan kracht levert en je wilt 1200N ophijsen?
A
1
B
4
C
6
D
8

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Uit hoeveel losse katrollen bestaat deze takel
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Je ziet drie takels.
Hoe zit het met het aantal katrollen en de spierkracht?
A
Bij takel a moet je 3x zo veel spierkracht leveren om de last op te tillen
B
Bij takel b moet je 4x minder spierkracht leveren om de last op te tillen.
C
Bij takel c moet je 7x minder spierkracht leveren om de last op te tillen
D
Bij takel a moet je 4x minder spierkracht leveren om de last op te tillen

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

18. Een leerling trekt een massablok van 2 kg op.

b. Hoeveel losse katrollen heeft deze takel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

De persoon hiernaast tilt zichzelf op.
Kan dit ook in het echt?
A
Ja, maar dat kost meer spierkracht dan in het touw klimmen
B
Nee, als je aan het touw trekt ga je juist naar beneden
C
Ja, door de katrollen heb je minder kracht nodig
D
Nee, je kunt jezelf nooit optillen

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Bij Marlies en Geert hangt een katrollamp. De lampenkap kan op en
neer worden bewogen. Het touw beweegt dan langs twee katrollen
(met verwaarloosbaar gewicht). De lamp heeft zwaartekracht van
16 N. Hoe groot moet de zwaartekracht van de metalen cilinder zijn
om de lamp op zijn plaats te houden?

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

In de figuur wordt een kist van 150 kg omhoog
gehesen met behulp van een aantal katrollen.
Hoe groot is de benodigde trekkracht
op het touw?





Slide 26 - Open question

This item has no instructions


Ilja hijst een kast met een massa van 46 kg met een katrol 2 meter omhoog.
Hoe groot is zijn spierkracht en hoeveel meter touw moet hij binnen halen.

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Maak nu de vragen 25, 26, 28, 29 en 30
§ 1.3 Overbrengingen

Slide 28 - Slide

This item has no instructions