Grammatica

Grammatica
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Grammatica

Slide 1 - Slide

Lesdoel
In deze paragraaf leer je:
• hoe je het meewerkend voorwerp vindt;
• de lijdende en de bedrijvende vorm herkennen en gebruiken.

Slide 2 - Slide

Zinsdelen
1. Bepaal de pv
2. Alles voor de pv is 1 zinsdeel
3. Maak nieuwe zinnen met de overige zinsdelen

Slide 3 - Slide

VB
  • Sanne en Maartje hebben dat cadeau op maandag aan Greetje gegeven.

  • Op maandag| hebben| Sanne en Maartje dat cadeau aan Greetje gegeven.
  • Dat cadeau| hebben| Sanne en Maartje op maandag aan Greetje gegeven.
  • Aan Greetje| hebben| Sanne en Maartje op maandag dat cadeau gegeven.
  • De zinsdelen zijn dus: Sanne en Maartje| hebben| dat cadeau| op maandag| aan Greetje| gegeven.

Slide 4 - Slide

Terugblik
PV: tijd veranderen of vraagzin
OW: wie/wat + pv
WG: alle werkwoorden + pv
LV: wie/wat + wg + ow

Slide 5 - Slide

Oefenen
  • Hij gaat met de fiets naar school.

  • Met zijn hamer heeft de timmerman de spijker in de plank geslagen.

  • Uit speelsheid beet het jonge hondje Julian in zijn hand.
timer
3:00

Slide 6 - Slide

Meewerkend voorwerp
Aan wie/voor wie + lv + wg + ow

De leraar vertelt ons graag mooie verhalen

Slide 7 - Slide

Bedrijvend of lijdend
Actief - passief
bedrijvend (actief): doet iets
Lijdend (passief): ondergaat iets

Slide 8 - Slide

VB
De docent legt het meewerkend voorwerp uit.

Het meewerkend voorwerp wordt uitgelegd.
(worden/zijn + volt. deelwoord)

Slide 9 - Slide

Zelf maken
Hoofdstuk 3.7: 4, 5, 6, 7, 8, 10, 12

Klaar:
Verder met knutselgedicht
Verder met 3.6
Lezen

Slide 10 - Slide