H5 - Beeldspraak metoniem (1.7)

Havo 5
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Havo 5

Slide 1 - Slide

Planning vandaag
Startopdracht: oefenen met beeldspraak
Terugblik: uitleg metoniem
SE1: informatie + vragen
Gedicht 1.7 
Taalvaardigheid: tekst 2.1 lezen en opdrachten maken + (woordenschat opdrachten)

Slide 2 - Slide

Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik
Beeldspraak is ook een stijlfiguur: hiermee maak je je taal mooier en interessanter.

Slide 3 - Slide

Wat heb je al gehad?
vergelijking, metafoor en personificatie

https://create.kahoot.it/share/beeldspraak/27d80959-b661-4c3c-bb6b-97a433ae8e95

Slide 4 - Slide

Metonymie
(Ook bekend als: metoniem)

Slide 5 - Slide

Metoniem

Veel mensen willen meer blauw op straat (blauw = politie).


Toen hij het veld opkwam, juichte het stadion (stadion = publiek).


Mijn opa heeft een anker op zijn onderarm (anker = een tatoeage van een anker).


Slide 6 - Slide

Metoniem
- Die lachebek (je noemt de eigenschap, maar je bedoelt de persoon)
- Hij trapte het leer tussen de doelpalen (je noemt het materiaal, maar je bedoelt het voorwerp)

- Geef mij nog maar een glaasje (je noemt het voorwerp, maar je bedoelt de inhoud)
- Hij drinkt altijd Spa (je noemt de aardrijkskundige naam, maar je bedoelt het product dat daar vandaan komt)

Slide 7 - Slide

Metoniem
- Neem maar een bloemetje mee (je noemt een deel, maar je bedoelt het geheel) 
- Nederland won van Duitsland (je noemt het geheel, maar je bedoelt een deel) 
- Mijn Nikes lopen erg lekker (je noemt de producent maar bedoelt het product)

Slide 8 - Slide

Metafoor en metoniem
Metoniem: geen vergelijking maar detail of kenmerk.

Metafoor: wel vergelijking of overeenkomst.

Slide 9 - Slide

SE1 informatie

Slide 10 - Slide

Gedicht 1.7
Sonnet van de nieuwe zomers
waarin hitterecords worden gebroken

--> Lezen, opdrachten maken en bespreken.

Slide 11 - Slide

Tekst 2.1
Je leest tekst 2.1 'Hoe dakken tot daken werd'.
Je maakt de opdrachten maken + (woordenschat opdrachten)

Slide 12 - Slide