Rekenen les Gewicht

Rekenen in de keuken


Gemaakt door docent; Suzan Demirel
1 / 23
next
Slide 1: Slide
RekenenBasisschoolGroep 5

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Rekenen in de keuken


Gemaakt door docent; Suzan Demirel

Slide 1 - Slide

GRAM
1000 g = 1 kg
afkorting = g
doosje aardbeien
kruiden en specerijen
vleeswaren
keukenweegschaal
groente

Slide 2 - Slide

KILOGRAM
1000 g = 1 kg
afkorting = kg
zak appels
personen
vlees
personenweegschaal
gewichtheffen

Slide 3 - Slide

We gaan nu oefenen

Slide 4 - Slide

Wat is de afkorting van kilogram?
A
kilo
B
gram
C
g
D
kg

Slide 5 - Quiz

Wat is de afkorting van gram?
A
g
B
gr
C
gram
D
kilo

Slide 6 - Quiz

1 kilogram is hoeveel gram?
A
1
B
10
C
100
D
1000

Slide 7 - Quiz

Welke eenheden worden het meest gebruikt?
A
Kilogram, gram, milligram
B
Hectogram, gram, centigram
C
Decigram, gram, centigram
D
Kilogram, gram, centigram

Slide 8 - Quiz

Wat weegt ongeveer 1 kilogram?
A
Een boek
B
Een nootje
C
Een appel
D
Een paperclip

Slide 9 - Quiz

Gewichtsmaten 

Slide 10 - Slide

Welk gewicht hoort bij welk product?
1 kilo
1 gram
200 gram
1000 kg

Slide 11 - Drag question

Wat weegt 1 kg?
A
1,5 liter cola
B
pak suiker
C
koffiepads
D
zak chips

Slide 12 - Quiz

Hoeveel kilogram is 1000 gram?
A
1
B
10
C
100
D
1000

Slide 13 - Quiz

Wanneer gebruik je een keuken weegschaal?
A
Als ik wil weten hoe zwaar ik ben.
B
Als ik wil weten hoeveel melk ik nodig heb voor pannenkoeken.
C
Als ik wil weten hoeveel gram meel ik nodig heb voor taart
D
Als ik wil weten hoe zwaar mijn koffer is.

Slide 14 - Quiz

Wat voor soort weegschaal is dit?
Kies twee antwoorden.
A
keukenweegschaal
B
digitale weegschaal
C
personenweegschaal
D
analoge weegschaal

Slide 15 - Quiz

Wat geeft deze weegschaal aan?
A
112 kg
B
11,2 kg
C
112 g
D
11,2 g

Slide 16 - Quiz

Wat geeft deze weegschaal aan?
A
70 kg
B
80 kg
C
75 kg
D
76 kg

Slide 17 - Quiz

Wat is het zwaarst?
A
1 kg appels
B
1000 g sinaasappels
C
2 kg limoenen
D
1 kg suiker

Slide 18 - Quiz

Hoeveel wegen de pakjes champignons samen?
(Meer antwoorden zijn mogelijk)
A
1000 g
B
1 kg
C
500 g
D
250 g

Slide 19 - Quiz

Rekenen in de praktijk 
Zandkoekjes maken en bakken! 


















Slide 20 - Slide

Wat zijn de ingrediënten voor zandkoekjes?
A
Bloem, eieren, melk, zout, boter en olijfolie
B
1 pak meel voor pannenkoeken, yoghurt eieren, zout, boter en olijfolie
C
Poedersuiker, boter, Zeeuwse bloem, ei, zout, citroenrasp
D
Ik weet het niet, ik heb het nog nooit gemaakt

Slide 21 - Quiz

Ruim je tafel op
1. Zorg dat je tafel leeg is 
2. zorg dat je tafel schoon is (doekje erover heen)
3. Zorg dat je handen zijn gewassen
4. Klaar? zitten op je stoel. 

Slide 22 - Slide

Rekenen in de praktijk (per 2 leerlingen)
1 middelgroot scharrelei
150 gram ongezouten roomboter
100 gram witte basterdsuiker
200 gram tarwebloem










Slide 23 - Slide