H3: herhalen kww (h) + extra oefenen - uitleg enkelvoudig en samengestelde (v)
- Herhalen zww, hww en kww
- Uitleg enkelvoudige en samengestelde zinnen
- Oefenen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
- Herhalen zww, hww en kww
- Uitleg enkelvoudige en samengestelde zinnen
- Oefenen
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Grammatica:
- Je weet wat werkwoorden zijn.
- Je kunt de werkwoorden in een zin benoemen:
- Zelfstandigwerkwoord
- Hulpwerkwoord
- Koppelwerkwoord
- Je kunt enkelvoudige en samengesteldezinnen herkennen.
Slide 2 - Slide
Wat zijn de kenmerken van een koppelwerkwoord?
Slide 3 - Mind map
Noem minstens drie koppelwerkwoorden.
Slide 4 - Open question
Welke drie koppelwerkwoorden kun je door elkaar vervangen?
Slide 5 - Open question
Bedenk een zin met een koppelwerkwoord.
Slide 6 - Open question
Herhaling werkwoorden
Hulpwerkwoord (hww):
- helpt een kww of zww om de zin compleet te maken
- staat nooit alleen in een zin
Slide 7 - Slide
Herhaling werkwoorden
Zelfstandig werkwoord (zww):
- belangrijkste werkwoord in de zin (vaak het laatste werkwoord)
- geeft een handeling aan
- het onderwerp doet iets!
Slide 8 - Slide
Herhaling werkwoorden
Koppelwerkwoord (kww):
- belangrijkste werkwoord in de zin(vaak het laatste werkwoord)
- Een vorm van de werkwoorden zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen,
- het onderwerp is iets!
Slide 9 - Slide
Benoem de werkwoorden: Een operatie aan je keelamandelen schijnt op hogere leeftijd bijzonder vervelend te zijn.
A
Schijnt = hww
Zijn = zww
B
Schijnt = hww
Zijn = kww
C
Schijnt = zww
Zijn = hww
D
Schijnt = zww
Zijn = kww
Slide 10 - Quiz
Benoem de werkwoorden: Super Mario zal altijd de held uit mijn kinderjaren blijven.
A
Zal = hww
Blijven = zww
B
Zal = hww
Blijven = kww
C
Zal = hww
Blijven = hww
D
Zal = kww
Blijven = zww
Slide 11 - Quiz
Waarom fiets jij zo snel?
Wil je wat minder snel fietsen, want ik kan je niet bijhouden.
Slide 12 - Slide
Waarom fiets jij zo snel?
Wil je wat minder snel fietsen, want ik kan je niet bijhouden.
Slide 13 - Slide
Enkelvoudige en samengestelde zinnen (aantekening)
Een enkelvoudigezin heeft één persoonsvorm.
Een samengestelde zin heeft twee of meerpersoonsvormen (twee of meer zinnen zijn aan elkaar geplakt = samenstellen).
Slide 14 - Slide
Enkelvoudig of samengesteld? Een plant verdort snel als je hem geen water geeft.
A
enkelvoudig
B
samengesteld
Slide 15 - Quiz
Enkelvoudig of samengesteld? Als je de antwoorden goed hebt, vind ik je een bolleboos.
A
enkelvoudig
B
samengesteld
Slide 16 - Quiz
Enkelvoudig of samengesteld? Door de brand heeft de doe-het-zelfzaak op de begane grond veel schade opgelopen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld
Slide 17 - Quiz
Enkelvoudig of samengesteld? In de meivakantie ga ik heel hard leren voor de toetsweek, omdat ik dit schooljaar niet wil overdoen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld
Slide 18 - Quiz
Enkelvoudig of samengesteld? In favoriete vakantiegebieden zijn de medewerkers van de vulploeg in de zomermaanden elke avond tot midden in de nacht aan het werk.
A
enkelvoudig
B
samengesteld
Slide 19 - Quiz
Noteer een zelfbedachte (originele) samengestelde zin.