Een koude neus, reutelen en troebele ogen
IN ONS stervensfase wordt apart verwerkt
Signaal 1 Slaperigheid
Naarmate de stervende zwakker en slaperiger wordt, is hij steeds meer naar binnen gekeerd. De communicatie verloopt steeds moeilijker. De stervende lijkt niet meer te luisteren, maar dat is slechts schijn. Het gehoor blijft namelijk het langst functioneren. Je kunt dus nog heel lang dingen tegen iemand zeggen. De stervende heeft alleen de kracht niet meer om te reageren.
Signaal 2 Steeds minder eten en drinken
Iemand die dood gaat, heeft steeds minder zin in eten. Drinken gaat vaak nog wel, op het allerlaatst vaak alleen nog water. Op het eind is ook deze behoefte verdwenen. Iemand tegen zijn zin te drinken geven heeft dan ook geen zin.
Signaal 3 Moeilijk slikken
Als iemand niet meer kan slikken, is het niet slim om hem nog water te geven, omdat de vloeistof dan misschien in de longen kan lopen. Een stervende ademt vaak door zijn mond en heeft snel last van een uitgedroogde mond en korsten op de lippen. De lippen vochtig houden geeft wat verlichting.
Signaal 4 Reutelen
Kan iemand niet meer slikken, dan hoopt zich slijm op in de mond, de keel en de longen. De lucht die er dan langs stroomt, kan een rochelend geluid veroorzaken. Dat is meestal geen prettig geluid, maar het is goed om te weten dat de stervende meestal geen last van heeft van dit reutelen. Soms helpt het om iemand op zijn zij te leggen, medicatie kan soms ook verlichting geven. Vaak is reutelen een teken dat de dood niet lang meer op zich laat wachten.
Signaal 5 Troebele ogen
Sommige mensen krijgen een glazige, doffe blik in hun ogen. Ze staren voor zich uit of hebben hun ogen half dicht. Als iemand bijna niet meer knippert, droogt het hoornvlies in. Oogcontact is dan vaak moeilijk. Oogzalf of kunsttranen geven wat verlichting.
Signaal 6 Terminale onrust en doodsangst
Een eerste teken van het intreden van de terminale fase, is vaak het plotseling optreden van onrust of grote angst. Soms kan iemand ook gaan hallucineren.
Signaal 7 Veranderende ademhaling
Typerend voor het naderende einde is een onregelmatige ademhaling, de zogeheten Cheyne-Stokes ademhaling. De stervende ademt eerst diep in, en ademt steeds minder diep en zwakker uit. Het eindigt in een adempauze die soms wel een halve minuut kan duren. Het lijkt dan net of iemand gestopt is met ademen, maar na een tijdje volgt ineens weer een diep inademen.
Signaal 8 Doodsmasker
Handen, voeten en benen kunnen koud aanvoelen en bleek zien. Dat is het gevolg van een daling van de lichaamstemperatuuur. Soms zie je blauwpaarse, gemarmerde vlekken (cyanose). Lippen en nagels kunnen ook blauw worden, omdat het bloed minder goed circuleert en de zuurstofvoorziening ontregeld is. De neus kan er ook spits en bleek uitzien en koud aanvoelen.
Signaal 9 Verzwakte hartslag
De polsslag wordt steeds zwakker, doordat de bloedcirculatie en bloeddruk verminderd zijn. Enkele uren voor het sterven is de pols soms helemaal niet meer voelbaar.
Signaal 10 Onwillekeurige bewegingen
Soms maakt een stervend onwillekeurige, schokkende bewegingen. Ze lijken op zenuwtrekjes die zich voordoen vlak voordat je in slaap valt. De oorzaak is een ontsteking van het zenuwstelsel, die weer voortkomt uit een opeenhoping van afvalstoffen in het lichaam.
Signaal 11 Terminale koorts
Soms loopt bij iemand die op sterven ligt, de temperatuur op tot een graad of 40. Dat heet terminale koorts. Koortswerende middelen helpen niet, frisse lucht en verkoeling geven kan verlichting geven. De koorts kan gepaard gaan met veel transpireren.
Koorts in de palliatieve fase kan diverse oorzaken hebben: infecties (bijvoorbeeld griep of een darminfectie) kanker (tumorkoorts) bijwerkingen van medicijnen (vooral antibiotica of middelen ter behandeling van kanker) of het plotseling stoppen met medicijnen (bijvoorbeeld opioïden)23 jul 2021
Koorts Vaak begint de stervensfase met hoge (terminale) koorts omdat het centrum in de hersenen dat de lichaamstemperatuur regelt, helemaal ontregeld wordt
Signaal 12 Verlies van urine en ontlasting
Ontlasten en plassen gebeurt steeds minder. De urine wordt geconcentreerd en donkerder van kleur, het plassen gaat vaak moeilijk (anurie). Vaak treedt incontinentie op. Vlak voor het sterven kan iemand plotseling faeces en urine verliezen.