3.1 jij en je geld

Planning
21 tot 27 november SE week ( H2 + H3 )
Vandaag start H3
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Planning
21 tot 27 november SE week ( H2 + H3 )
Vandaag start H3

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Hoofdstuk 3
De bank en jouw geld !






3.1 Hoe betaal je?
3.2 Wat levert sparen op?
3.3 Geld lenen kost geld!
3.4 Banken doen meer

Slide 3 - Slide

Wat weten we nog..
Maken blz 68 + 69
Bespreken

timer
25:00

Slide 4 - Slide

Hoofdstuk 3

De bank en jouw geld

Slide 5 - Slide

Doelen vandaag
  •  Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen directe en indirecte ruil
  • Je kunt de geldfuncties noemen en er voorbeelden bij geven
  • Je kunt het verschil tussen chartaal en giraal geld uitleggen
  • Je kunt drie manieren van giraal betalen noemen
  • Je kunt met een berekening het saldo op je bankrekening checken

Slide 6 - Slide

Wat weten we nog over geld..

Slide 7 - Slide

Directe ruil en 
indirecte ruil

Het ruilen van goederen tegen goederen noem je directe ruil.

Gebruik je geld om een product te 'ruilen', dan noem je dat indirecte ruil.
Directe ruil

Slide 8 - Slide

Chartaal geld
Contant geld: munten en bankbiljetten.



Contant=Cash=Chartaal

Slide 9 - Slide

Giraal geld 



  • Op je bankrekening
  •  Niet tastbaar

Bank = Giro = Giraal

Slide 10 - Slide

Verandering soort geld
Als je geld opneemt bij een geldautomaat...
  • Daalt de hoeveelheid giraal geld
  • Stijgt de hoeveelheid chartaal geld 




Slide 11 - Slide

Functies van geld
Ruilmiddel
Rekenmiddel
Spaarmiddel

Slide 12 - Slide

Elektronisch betalen
Betalen met je pinpas, via internet of telefoon

Slide 13 - Slide

Je saldo
Je saldo is het bedrag dat op je bankrekening staat.
Creditsaldo: je staat in de plus, je hebt geld tegoed.
Debetsaldo: Je staat in de min, in het rood, negatief saldo.
Nieuw saldo = oude saldo + ontvangsten  - betalingen

Wat is debet & credit?

Slide 14 - Slide

Nieuw saldo berekenen
oud saldo
+ Ontvangsten
- Uitgaven
-----------------
nieuw saldo
+ Positief saldo = Credit Saldo


 - Negatief saldo = Debet Saldo = rood staan          

Slide 15 - Slide

Aan de slag:
Blz 70
Opdracht 1 tot 13

Slide 16 - Slide