Les 3 zinsdelen §3 ow les 2

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige lessen
* klassikale uitleg of zelfstandig werken



Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* het onderwerp van een zin vinden en benoemen.

timer
10:00
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige lessen
* klassikale uitleg of zelfstandig werken



Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* het onderwerp van een zin vinden en benoemen.

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Terugblik

Slide 2 - Slide

Schrijf op!
1. Schrijf onderstaande zinnen over en zet streepjes tussen de zinsdelen bij de volgende zinnen 
2. Noteer de pv en onderwerp.

a. Ik droomde over het lekkere eten.
b. In de huiskamer spelen Tommy en Speedy heel lief samen.
c. Op de foto staat een heel erg mooi uitzicht.
timer
1:00

Slide 3 - Slide

Antwoorden
a. Ik / droomde / over het lekkere eten.
pv = droomde / ow = Ik
b. In de huiskamer / spelen / Tommy en Speedy / heel lief  / samen.
pv = spelen / ow = Tommy en Speedy
c. Op de foto / staat / een heel erg mooi uitzicht.
pv = staat / ow = een heel erg mooi uitzicht

Slide 4 - Slide

Nulmeting
Wat is het onderwerp van deze zin?

Jaarlijks bezoeken ruim 3,5 miljoen toeristen de oude Italiaanse stad Pompeï.

Slide 5 - Slide

Nulmeting
Wat zijn de persoonsvorm en onderwerp van deze zin? Noteer: pv = / ow = 
In Friesland krijgen de scholen over drie weken vakantie.

Slide 6 - Slide

Klassikale uitleg
Voor degenen die 70% of minder hebben gehaald bij de nulmeting. 

71% of meer?
Volg de stappen in het leerrouteboekje.

Tijdens de klassikale uitleg is het stil. Vragen kan je na de uitleg stellen.

Slide 7 - Slide

Het onderwerp (ow)
  • geeft aan wie of wat iets doet in de zin.
  • is een mens, dier, ding, plant of eigennaam of het verwijst naar een mens, dier, ding, plant of eigennaam.
  • heeft altijd hetzelfde getal als de persoonsvorm. Ze staan dus allebei in het enkelvoud OF allebei in het meervoud.
  • begint nooit met een voorzetsel.

Slide 8 - Slide

Het onderwerp (ow) vinden, hoe doe je dat?
1. Verander de persoonsvorm van getal. (van enkelvoud maak je dus meervoud of andersom)
Het woord dat mee moet veranderen, is het onderwerp.

2. Stel de vraag wie of wat + persoonsvorm?
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp.


Slide 9 - Slide

ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Maak een keuzeopdracht en kijk deze na. (antwoorden staan in Teams)
Hoe:
In je schrift / op de laptop (Nieuw Nederlands online)
Hulp:
Theorie uit je boek of je aantekeningen
Tijd:
rest van de les
Klaar:
Kijk jouw opdracht na en noteer je resultaat.
Maak een andere keuzeopdracht of een opdracht van de excellente route.
Sluit af met de oefentoets van §3 onderwerp.
timer
15:00

Slide 10 - Slide

Huiswerk
Volgende les:
Lees de theorie van §5 werkwoordelijk gezegde (wg)

Slide 11 - Slide