5.1 "Ik denk
dat de kleuterschool eerst
komt."
"Ik denk dat daarna de ..... komt."
"en daarna komt ....."
5.3 "Ik denk dat de school voor kinderen van 2.5 jaar tot 6 jaar de kleuterschool is."
"Ik denk het niet. Ik denk dat ......."
"Ik weet zeker dat de school voor kinderen van 2.5 jaar tot 6 jaar de kleuterschool is.
5.4 "Ik denk dat 'een diploma' bij het verbum 'volgen' hoort."
5.5
"Doe jij de eerste zin?" / "Ga jij beginnen?" / "Wie begint?"
"Het is aan jou." "Nee, ik ben al geweest."
"de volgende is voor jou / voor ...."