Formuleren - Incongruentie

Stijlfout: incongruentie

Congruent = overeenstemmend, gelijk.
Incongruent = niet overeenstemmend, ongelijk.


Wat is er dan niet gelijk? Onderwerp en persoonsvorm

De jongens gooit een bal.   X
De jongen gooien een bal.  X
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Stijlfout: incongruentie

Congruent = overeenstemmend, gelijk.
Incongruent = niet overeenstemmend, ongelijk.


Wat is er dan niet gelijk? Onderwerp en persoonsvorm

De jongens gooit een bal.   X
De jongen gooien een bal.  X

Slide 1 - Slide

De media schrijft bijzonder negatief over deze superster.
A
Goed
B
Fout

Slide 2 - Quiz

Sommige onderwerpen lijken enkelvoudig, maar zijn meervoudig.
De media = meervoud
Drugs = meervoud
De Verenigde Staten = meervoud

Dus: De media schreven bijzonder negatief over de superster.
Drugs zijn niet goed voor je.
De Verenigde Staten hebben overlegd over een nieuw beleid.

Slide 3 - Slide

Sommige onderwerpen lijken meervoudig, maar zijn enkelvoudig.
Kijk altijd naar het eerste deel van het onderwerp.
-Meer dan de helft van de leerlingen was (niet waren!) aanwezig.
-De hele groep honden werd (niet werden!) uitgelaten.

Bij percentages volgt altijd enkelvoud
-Tachtig procent van de mensen vindt (niet vinden!) dat er nu echt iets moet veranderen.

Slide 4 - Slide

Check of je wel te maken hebt met ond en pv
Onderwerp van de zin: Wie of wat voert de persoonsvorm uit?
Soms wordt een meewerkend voorwerp aangezien voor onderwerp.

De medewerkers werden opgedragen de winkel te vegen. X

De medewerkers werd opgedragen de winkel te vegen.
Er werd aan de medewerkers opgedragen de winkel te vegen.

Slide 5 - Slide

De kudde schapen stak de weg over.
A
Goed
B
Fout

Slide 6 - Quiz

De jeugd in de grote steden als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht hebben een probleem.
A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quiz

De antibiotica doen hun werk. Je zal nu wel snel beter worden.
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quiz

Dertig procent van de spaarders haalden hun geld van hun rekening.
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quiz

Incongruentie?
A
Duidelijk
B
Ik begrijp het half
C
Ik heb daar nu al een vraag over.

Slide 10 - Quiz