What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
pers.vnw + vz 3e en 4e nv 3tl/4tl
Persoonlijk voornaamwoord & voorzetsels
3e en 4e naamval
m.b.v. voorzetsels
1 / 39
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo
Leerjaar 2-4
This lesson contains
39 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Persoonlijk voornaamwoord & voorzetsels
3e en 4e naamval
m.b.v. voorzetsels
Slide 1 - Slide
Ich spiele gegen ....... ( hem)
A
er
B
ihm
C
ihn
D
sie
Slide 2 - Quiz
Durch......... ( hen) wird mein Zimmer gemütlich
A
sie
B
ihnen
C
Ihnen
D
Sie
Slide 3 - Quiz
Ohne......... ( jou) möchte ich hier nicht wohnen.
A
du
B
dir
C
dich
D
dein
Slide 4 - Quiz
Ich liebe meine Katze und kümmere mich gern um.........( haar)
A
Sie
B
Ihnen
C
ihnen
D
sie
Slide 5 - Quiz
Der Sturm kommt nicht bis........ ( jullie)
A
ihr
B
euch
C
Ihr
D
Sie
Slide 6 - Quiz
Nu ga je zelf invullen
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Ist das Buch ...... (voor ons)?
Slide 9 - Open question
Haben Sie einen Stuhl ......... (voor mij)
Slide 10 - Open question
Der Bauernhof ist so leer ...... (zonder haar)
Slide 11 - Open question
......... (door jullie) habe ich die Prüfung geschafft
Slide 12 - Open question
Es geht nicht ........ (om jou), sondern ....... (om mij)
Slide 13 - Open question
Wat zijn de voorzetsels van de 3e naamval?
A
mit nach bei seit von zu aus
B
durch für ohne um bis gegen
Slide 14 - Quiz
Nog even oefenen...
Er fährt mit
..............
(hem) in Urlaub.
Je ziet het woord 'diesem' staan, dit betekent dat we te maken hebben met de der-Gruppe.
Kijk in het rijtje mannelijk (m) bij de der-Gruppe.
Welke naamval heeft '
mit
diesem gut---- Sänger'?
Mit is een voorzetsels met de 3e naamval.
A
ihn
B
ihm
C
ihr
D
ihnen
Slide 15 - Quiz
Wir gehen zu .........( jullie ) nach dem Konzert.
A
euch
B
Ihr
C
ihnen
D
sie
Slide 16 - Quiz
Welke naamval?
Ich fahre mit........( hem ) ins Kino.
A
ihn
B
ihnen
C
ihr
D
ihm
Slide 17 - Quiz
Sie ist
mit...........(haar)
verheiratet.
Je ziet het woord 'diesem' staan, dit betekent dat we te maken hebben met de der-Gruppe.
Kijk in het rijtje mannelijk (m) bij de der-Gruppe.
Welke naamval heeft '
mit
diesem gut---- Sänger'?
Mit is een voorzetsels met de 3e naamval.
A
ihr
B
sie
C
Sie
D
ihn
Slide 18 - Quiz
Ich kaufe für........(hem) einen Hund
A
ihm
B
ihn
C
ihr
D
es
Slide 19 - Quiz
.......(zij) schreibt mich heute einen Brief.
A
sie
B
Sie
C
Es
D
Wir
Slide 20 - Quiz
( Het )..........hat braune Haare.
A
Sie
B
Er
C
Es
D
Wir
Slide 21 - Quiz
Der Mann hat es für (u)......... gekauft.
A
ihn
B
ihr
C
ihm
D
Sie
Slide 22 - Quiz
Ich bin nach .........(haar) an der Reihe.
A
ihr
B
sie
C
es
D
Sie
Slide 23 - Quiz
Voorkennis ontleden
Het lijdend voorwerp vind je door:
A
de zin vragend maken
B
wie / wat + persoonsvorm?
C
wie / wat + gezegde + onderwerp?
D
aan wie / voor wie?
Slide 24 - Quiz
( Hij ).............. wohnt in Soest
A
Er
B
Ihm
C
Es
D
Sie
Slide 25 - Quiz
Als er geen vast voorzetsel in de zin staat, moet je ontleden.
Met welke naamval gaat het onderwerp?
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e
Slide 26 - Quiz
Ich kaufe ( hem )............. einen Hund
(Tip: ontleed de zin)
A
ihn
B
ihm
C
ihr
D
Ihnen
Slide 27 - Quiz
.......(zij) schreibt mich heute einen Brief.
A
Ihm
B
Sie
C
Es
D
Wir
Slide 28 - Quiz
Der Mann hat es für (u)......... gekauft.
A
ihn
B
ihr
C
ihm
D
Sie
Slide 29 - Quiz
... Kind hat braune Haare.
A
Der
B
Die
C
Das
D
Den
Slide 30 - Quiz
Welke stap moet je toepassen, voorzetsel of ontleden?
Ich bin bei ihm
A
voorzetsels
B
ontleden
Slide 31 - Quiz
voorzetsel / ontleden
Wir schicken (hen)...............die Tickets.
A
`1e naamval (onderwerp)
B
3e naamval (meewerkend voorwerp of voorzetsel)
C
4e naamval (lijdend voorwerp of voorzetsel)
Slide 32 - Quiz
(zij)....... hat einen Kuchen gebacken.
A
Sie
B
Ihr
C
Ihnen
D
Er
Slide 33 - Quiz
Ihr schreibe ich heute einen Brief.
A
Ihr: 1e nv
B
Ihr: 3e nv
C
Ihr: 4e nv
D
?
Slide 34 - Quiz
( Hij ).........hat ein neues Fahrrad gekauft?
A
Er
B
Ihn
C
Ihm
D
er
Slide 35 - Quiz
Ontleed de zin en vul het juiste pers.vnw in.
( Het )..........hat braune Haare.
A
Sie
B
Er
C
Es
D
Wir
Slide 36 - Quiz
Die Gesundheit von (haar ).............. ist schlecht.
A
uns
B
Ihr
C
ihr
D
ihm
Slide 37 - Quiz
Der Mann hat es (hem)......... verkauft.
A
ihn
B
ihr
C
ihm
D
ihnen
Slide 38 - Quiz
Ich gebe ( haar )............. ein Geschenk
A
ihr
B
ihre
C
ihren
D
ihrem
Slide 39 - Quiz
More lessons like this
4T K2 der- en ein-Gruppe in 3e en 4e naamval
December 2018
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
4T K2 voorzetsels en voornaamwoorden
December 2018
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Anne Frank, das Hinterhaus
September 2022
- Lesson with
13 slides
by
Anne Frank House
History
Secondary Education
Primary Education
Age 11-13
Anne Frank House
2tvk-Handout B-Voorzetsels met de derde en vierde naamval
June 2024
- Lesson with
46 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Bijvoeglijk naamwoord (V3)
January 2024
- Lesson with
41 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3,4
Die Fälle: der und ein Gruppe
October 2023
- Lesson with
17 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Voorzetsels 3e en 4e naamval
February 2021
- Lesson with
24 slides
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
W7: Die Fälle: der und ein Gruppe
April 2024
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3