This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
NaSk (Natuur- en scheikunde
Ga rustig op je eigen plek zitten
Boeken op tafel
Computer opstarten met lesson up
Tassen op de grond
Slide 1 - Slide
Als 1 lampje uit gaat bij een parallelschakeling, gaan ALLE lampjes uit.
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quiz
Bij een serieschakeling is de stroomsterkte overal gelijk
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quiz
Bij een serieschakeling staan alle lampjes achter elkaar geschakeld
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
Serieschakeling
Slide 5 - Slide
Leerdoelen
4.4.1 Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.
4.4.2 Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen.
4.4.3 Je kunt uitleggen waarom een apparaat met een groter vermogen meer elektrische energie verbruikt.
Slide 6 - Slide
Het vermogen van een apparaat
Het vermogen geeft aan hoeveel elektrische energie een apparaat in 1 sec verbruikt.
Het vermogen wordt meestal weergegeven in de eenheid Watt (W) of kilowatt (kW).
Bij veel apparaten staat het vermogen vermeld op de verpakking.
Slide 7 - Slide
fohn
LED -lamp
Koffiezet- apparaat
Computer
10 W
1200 W
200 W
2000 W
Slide 8 - Drag question
Het vermogen van een apparaat is afhankelijk van:
De spanning waarop het apparaat werkt (h.h. Volt)
De stroomsterkte die door het apparaat loopt (h.h. Ampère)
In formule vorm: VERMOGEN (w) = SPANNING (V) x STROOMSTERKTE (A)
Slide 9 - Slide
Een rekenvoorbeeld
In een klaslokaal is een netspanning van 230V. In dit lokaal hangt een een TL-buis. Als deze TL-buis aan staat loopt er een stroom van 5A. Wat is het vermogen van de TL-buis in W?
antwoord: vermogen = 230 x 5 = 1150 W
Slide 10 - Slide
Nu zelf
In een klaslokaal is een netspanning van 230V. In dit lokaal hangt een een TL-buis. Er zijn 3 tl-buizen van 2A in het lokaal. Wat is het vermogen als alle TL-buizen branden in W?
antwoord: vermogen = 230 x 6 = 1380 W
Slide 11 - Slide
Omrekenen
1 kW = 1000 W ( x 1000)
1 W = 0,001 kW (: 1000)
Slide 12 - Slide
Energieverbruik
Energieverbruik = vermogen x tijd
Een apparaat verbruikt meer energie wanneer hij meer vermogen heeft.
Of een apparaat verbruikt meer energie wanneer hij langer aan staat.
Slide 13 - Slide
Leerdoelen
4.4.1 Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.
4.4.2 Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen.
4.4.3 Je kunt uitleggen waarom een apparaat met een groter vermogen meer elektrische energie verbruikt.
Slide 14 - Slide
Aan de slag !!
Lees de lesstof nogmaals door en maak de bijbehorende opdrachten par 4.4 opdr 1 tm3.
Je mag alleen RUSTIG overleggen (buurman/ buurvrouw.)
Daarna mag je rustig iets voor jezelf doen. Niet op je telefoon !!!