Voedingsmiddel --> bevatten voedingsstoffen (mineralen, vitaminen en water klein genoeg, kunnen direct in het bloed opgenomen worden)
- Grote voedingsstoffen moeten heel klein gemaakt worden - Kleine deeltjes kunnen opgenomen worden in het bloed - In het bloed opgenomen voedingsstoffen kunnen naar de cellen toe
Kleinmaken van voedingsstoffen heet vertering
Onverteerbare voedingsdelen zijn vezels > stimuleren de darmwerking
Slide 6 - Slide
7.4 Voedsel verteren
Vertering -> met behulp van verteringssappen
Mondholte --> speekselklieren --> maken speeksel
Maag --> maagsapklieren --> maken maagsap (bevat maagzuur)
Twaalfvingerige darm --> 1 verteringssap en 1 hulpstof wordt toegevoegd - Alvleesklier --> maakt alvleessap (verteert vetten, eiwitten en koolhydraten - Lever --> maakt gal (opgeslagen in de galblaas) --> hulpstof alvleessap
Dunne darm --> maakt darmsap --> voedingsstoffen zijn nu klein genoeg --> in bloed
Slide 7 - Slide
7.4 Voedsel verteren
Voedingsstoffen naar het bloed? --> dunne darm
Darmplooien zorgen voor groter oppervlak voor opname
Voedingsstoffen gaan door wand dunne darm
Daarna door wand bloedvaatjes
Zo komen voedingsstoffen in het bloed terecht
Bloed vervoert voedingsstoffen naar alle organen (cellen)
Slide 8 - Slide
7.4 Voedsel verteren
Slide 9 - Slide
7.4 Voedsel verteren
Wat blijft er over?
Onverteerbare stoffen (bijv. vezels) worden afgebroken
Hierbij komen stinkende gassen vrij (scheet)
Water wordt uit voedselbrij onttrokken
Dikke massa gaat naar endeldarm --> opslag van ontlasting (poep)
Slide 10 - Slide
7.4 Voedsel verteren
Werking verteringssappen
(substraat = een voedingsstof)
Enzym bindt aan voedingsstof
Enzym knipt voedingsstof in tweeën
Enzym laat los en gaat naar de volgende
Enzym werkt het beste bij een optimumtemperatuur
Minimumtemperatuur en maximumtemperatuur (blz. 26)
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Enzymen
In onze verteringssappen zitten enzymen, leg uit aan de afbeelding wat de taak is van een enzym: