Deze factoren beïnvloeden elkaar wederzijds.
Voorbeelden:
Water (hydrosfeer) zorgt erosie van gesteenten (Lithosfeer).
Gesteente (lithosfeer) kunnen vervoerd door of opgelost worden in water.
Wind (atmosfeer) zorgt dat zeestromen (hydrosfeer) ontstaan.
Zeestromen (hydrosfeer) kunnen zorgen voor afkoeling/verwarming van de lucht (atmosfeer) erboven.
Wortels van planten en bomen (biosfeer) zorgen de bodem (lithosfeer) niet wegspoelt.
De bodem (lithosfeer) bevat voedingstoffen voor vegetatie (biosfeer).
In de lucht zit O2 (atmosfeer) dat planten en bomen (biosfeer) geproduceerd hebben.
Planten en bomen (biosfeer) nemen CO2 op uit de lucht (atmosfeer)
Wind (atmosfeer) zorgt voor de verplaatsing zandkorrels (lithosfeer)
Bergen (lithosfeer) zorgen er voor dat lucht (atmosfeer) stijgt