Wat is duurzaam?

Wat betekent duurzaam?
A
Dat het lang duurt
B
Dat het veel geld kost
C
Dat je er lang mee kan doen
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
BurgerschapskundeBasisschoolGroep 5

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat betekent duurzaam?
A
Dat het lang duurt
B
Dat het veel geld kost
C
Dat je er lang mee kan doen

Slide 1 - Quiz

Duurzaam
Duurzaam betekent dat je er lang mee kan doen.

Als je duurzaam leeft zorg je ervoor dat de aarde nog lang kan bestaan zoals die nu is.

Slide 2 - Slide

Waar komen spullen vandaan en waar gaan ze naartoe?

Slide 3 - Slide

Wat is een grondstof
A
Materiaal waar je iets van kan maken
B
Iets wat je uit de grond haalt
C
Zand dat in de lucht zit

Slide 4 - Quiz

Kijk naar het plaatje. Wat is waar?
A
Er komt steeds meer afval
B
Er komen steeds meer grondstoffen
C
Er blijven minder grondstoffen over
D
Het is niet duurzaam

Slide 5 - Quiz

Niet duurzaam.
Je maakt de grondstoffen op.

Slide 6 - Slide

Hoe kan je dit probleem oplossen?
Overleg in je groepje

Slide 7 - Slide

Opgelost?

Slide 8 - Slide

Nog niet alles kan weer een grondstof worden.

Slide 9 - Slide

Ook andere stappen gebruiken spullen.
Gebouwen, machines, verpakkingen.

Slide 10 - Slide

Niet alle afval ligt op een berg

Slide 11 - Slide

1 Gebruik het niet of minder
2 Gebruik het opnieuw
3 Recycle


Grondstoffen raken niet op.
Wel afval en CO2 uitstoot

Slide 12 - Slide

1 Gebruik het niet 
2 Gebruik het opnieuw
3 Recycle

Grondstoffen raken niet op.
Geen afval en CO2 uitstoot

Slide 13 - Slide

1 Gebruik het niet of minder
2 Gebruik het opnieuw
3 Recycle


Grondstoffen raken niet op.
Minder afval en CO2 uitstoot

Slide 14 - Slide

Hoe kan je ervoor zorgen dat grondstoffen niet opraken?
A
Grondstoffen kunnen niet op raken
B
Door afval opnieuw te gebruiken.

Slide 15 - Quiz

Wanneer kan er afval ontstaan?
A
Als je iets hebt gebruikt.
B
Als je iets is gemaakt.
C
Als je iets vervoert.
D
A, B en C zijn goed

Slide 16 - Quiz

Wat is het meest duurzaam?
A
Iets niet gebruiken
B
Afval scheiden
C
Iets opnieuw gebruiken
D
Recyclen

Slide 17 - Quiz

Niet gebruiken
Opnieuw gebruiken
Recyclen
Je koopt geen nieuwe trui, want je hebt er al vij in je kast
Je ruilt een boek dat je hebt gelezen met een vriend
Je gooit glas in de glasbak

Slide 18 - Drag question

Niet gebruiken
Opnieuw gebruiken
Recyclen
Je gooit je drinkpakje in de plasticbak
Je neemt een drinkbeker mee naar school.
Je slaat een dag douchen over

Slide 19 - Drag question

Verpakking zorgen vaak voor afval. Waarbij worden veel verpakkingen gebruikt.
A
Productie (maken)
B
Distributie (vervoer)
C
Gebruik
D
Afval scheiden

Slide 20 - Quiz