Les 2 - Fase en faseovergangen

Fase en faseovergangen 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Fase en faseovergangen 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
- Herhaling
- De kenmerken van het deeltjesmodel
- Toestandsaanduidingen herkennen
- Faseovergangen kennen
- Invloed van temperatuur aan kunnen geven.

Slide 2 - Slide

Geef een stofeigenschap van alcohol

Slide 3 - Mind map

In de formule p = m/v betekent de p de .....
A
massa
B
Volume
C
Dichtheid
D
Energie

Slide 4 - Quiz

Deeltjesmodel
Elke stof heeft zijn eigen kenmerkende eigenschappen. Om die stofeigenschappen te kunnen verklaren, kun je gebruikmaken van het deeltjesmodel.

Slide 5 - Slide

Kenmerken van een deeltjesmodel
- Elke stof is opgebouwd uit heel kleine deeltjes, moleculen genoemd.
- Elke stof bestaat uit zijn eigen soort moleculen. Suiker bestaat uit suiker en water uit water moleculen.
- Moleculen bewegen voortdurend
- Als de temperatuur stijf, gaan de moleculen sneller bewegen.
- Moleculen trekken elkaar aan.

Slide 6 - Slide

De fases
Zoals eerder bekeken hadden we het over de fases, vast, vloeibaar en gas. Deze fases geven aan hoeveel een molecuul kan bewegen.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Aanduidingen fases
- vast = (s)
- vloeistof = (l)
- gas = (g)
- in oplossing (aq)

Slide 9 - Slide

Waar komt de afkorting aq vandaan?
A
aquarium
B
aqua
C
aquam
D
aquatisch

Slide 10 - Quiz

Faseovergangen
Verwarm je een vloeistof, dan gaan de moleculen steeds sneller bewegen. 
De vloeistof kan dan verdampen.
Bij een faseverandering gaan moleculen anders bewegen.

Slide 11 - Slide

Faseverandering is een geen scheikundige reactie
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

De 6 faseovergangen

Slide 13 - Slide

De leef wereld van de ijsberen verdwijnen, hoe noemen we die fase overgang?
A
Bevriezen
B
Verdampen
C
Rijpen
D
Smelten

Slide 14 - Quiz

Als het buiten koud is en je ademt uit zie je een soort damp, wat is er gebeurt met het water?
A
Het is verdampt
B
Het is gecondenseerd
C
Het is aan het bevriezen
D
Het water smelt

Slide 15 - Quiz