Hoofdstuk 3
Paragraaf 1
This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
* REKENMIDDEL (prijzen vergelijken)
* RUILMIDDEL (kopen)
*SPAARMIDDEL (geld opzij zetten)
Er volgt nu een meerkeuzevraag.
Je hebt 10 seconden om te antwoorden.
Munten en bankbiljetten
Als er geld op je rekening staat,
noemen we dat
een positief saldo of een creditsaldo
Als je een tekort hebt,
een negatief saldo of een debetsaldo.
* BETALEN MET GELEEND GELD
* TERUGBETALEN NA ENKELE WEKEN
* 3 CREDITCARDMAATSCHAPPIJEN:
MASTERCARD
AMERICAN EXPRESS
VISA
Verschillen tussen
pinpas en creditcard:
* betalen met eigen geld * betalen met geleend geld
* geld gaat meteen van * geld gaat pas na enkele
je rekening af weken van je rekening af
* minderjarig en meerder- * alleen als je meerderjarig
jarig bent