X= aantal leerlingen dat vrolijk wordt van wiskunde
X= binomiaal verdeeld met n=50 en p=0,5
Rechtergrens
Y1= 1-bcd (x,500,5) waarbij geldt x='rechtergrens-1' Y2=0,05
Tabel geeft x=30 Y1=0,0594 en x=31 Y1=0,0324
Dus bij 32 of meer leerlingen verwerpen we de nulhypothese en is er aanleiding te veronderstellen dat leerlingen vrolijker worden van de wiskundeles