3 oktober begrijpend lezen

Begrijpend lezen
Tekst:
Leidens ontzet

1 / 25
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Begrijpend lezen
Tekst:
Leidens ontzet

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Doel sessie 1
Ik kan in het kort navertellen waar het verhaal over gaat. 

Slide 3 - Slide

Tekstgerichte vragen
Wat gebeurt er in het begin, in het midden en aan het einde van het verhaal?

Slide 4 - Slide

Leg het verhaal in de juiste volgorde
  1.  Pak de envelop uit.
  2. Leg de afbeeldingen in de juiste volgorde.
  3. Kijk het na met de tekst erbij.
timer
10:00

Slide 5 - Slide

Begin
Midden
Begin
Midden
Eind

Slide 6 - Slide

Doel sessie 2
Ik kan achter de betekenis van verschillende woorden komen.


Slide 7 - Slide

Betekenis van de woorden
Ontzet
Omsingeld
Soldaten
Bescherming 
Overgeven 
Dijken
Geuzen
Ketel

Slide 8 - Slide

Sessie 3
Ik begrijp de tekst nog beter. Hierdoor kan ik mij goed inleven in de hoofdpersoon.

Slide 9 - Slide

Sessie 3
Wat gaan we doen:
We gaan het verhaal naspelen. 


Slide 10 - Slide

timer
1:00
Welke rollen zijn er?

Slide 11 - Mind map

Rollen

  1. Spaanse soldaten
  2. Burgers van Leiden
  3. Burgemeester Leiden
  4. Prins Willem van Oranje
  5. Duif
  6. Watergeuzen
  7. Cornelis Joppenszoon

Slide 12 - Slide

Sessie 3
Het verhaal naspelen

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Wat vonden jullie van deze les?
šŸ˜’šŸ™šŸ˜šŸ™‚šŸ˜ƒ

Slide 22 - Poll

Stellen (verhaal schrijven)
Stel je voor....
Jij bent inwoner van Leiden en de poorten van de stad zitten nu al maanden dicht. Je hebt gigantische honger. Jij krijgt de kans om het briefje naar prins Willem van Oranje te schrijven. 
Vraag om hulp, want het kan zo echt niet langer. Probeer hem te overtuigen. 

Slide 23 - Slide

Stellen eisen
  1. Ik heb minimaal 10 regels.
  2. Ik gebruik schrijfletters. 
  3. Ik schrijf netjes.
  4. Ik gebruik het 3 oktober verhaal.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide