Les 14 Leestekens en tekens bij woorden

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen

Aan het einde van de les:
  • Gebruik je leestekens en tekens bij woorden op de juiste manier.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

De volgende dia geeft de antwoorden.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

Een komma gebruik je:

Opsommingen: "Appels, peren en druiven."
Tussen hoofdzinnen: "Ik blijf thuis, want het regent."
Bij bijzinnen: "Als het regent, blijf ik thuis."
Bij aanspreking: "Lisa, kom eens."
Tussenzinnen: "Het park, dat dichtbij is, is mooi."

Slide 9 - Slide

Directe vragen: "Hoe gaat het?"
Retorische vragen: "Denk je dat ik dat niet weet?"
Bij twijfel of onzekerheid: "Misschien morgen?"

*Retorische vragen; In deze gevallen is het antwoord al duidelijk of overbodig

Slide 10 - Slide

Een uitroepteken geeft nadruk aan emotie, enthousiasme of een bevel:

Emotie: "Wat geweldig!"
Bevel: "Stop!"
Vreugde: "Hoera!"

Houd het krachtig door het niet te vaak te gebruiken

Slide 11 - Slide

Een citaat is een uitspraak of tekst die je letterlijk van iemand overneemt.

Slide 12 - Slide

Je gebruikt aanhalingstekens voor:

Iemand zijn woorden:
"Ik ga naar huis," zei ze.
Een titel:

Aanhalingstekens laten zien dat iets letterlijk wordt overgenomen.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

"PDF" is de afkorting van Portable Document Format.

De term A4 is afkomstig uit de A-serie papierformaten

ROC staat voor Regionaal Opleidingen Centrum.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!

Bestudeer de theorie en maak opdracht: 
Nu Nederlands - Taalverzorging 
H 3.2: Leestekens en tekens bij woorden opdracht 1 t/m 7


Slide 23 - Slide

This item has no instructions