This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
4. Oefenen Tweede Wereldoorlog
Slide 1 - Slide
Met de inval in welk land begon de tweede wereldoorlog?
A
Nederland
B
Polen
C
België
D
Rusland
Slide 2 - Quiz
De aanleiding van de Tweede Wereldoorlog in Europa was de:
A
Anschluss
B
bezetting Sudetenland
C
aanval op Tsjechië
D
aanval op Polen
Slide 3 - Quiz
De Tweede Wereldoorlog duurde van:
A
1940 - 1945
B
1939 - 1944
C
1914 - 1918
D
1939 - 1945
Slide 4 - Quiz
Hoe wordt de Duitse tactiek aan het begin van de Tweede Wereldoorlog genoemd?
A
Von Schlieffenplan
B
Operatie Barbarossa
C
Blitzkrieg
D
Loopgravenoorlog
Slide 5 - Quiz
1940
Geallieerden
AS-mogendheden
Groot-Brittannië
Verenigde Staten
Duitsland
Sovjet-Unie
Italië
Frankrijk
Slide 6 - Drag question
Slag om Engeland is een succes voor Hitler
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Een omschrijving van een begrip:
Tijdens de oorlog raakt de gehele burgerbevolking betrokken bij de strijd en wordt alles in dienst gesteld van de oorlogsvoering.
Welk begrip wordt beschreven?
A
Blitzkrieg
B
Koude Oorlog
C
totale oorlog
D
tweefrontenoorlog
Slide 8 - Quiz
Wat maakt de Sovjet-Unie tot een bondgenoot in de Tweede Wereldoorlog?
A
Operatie Barbarossa
B
De Russische Revolutie
C
De aanval op Pearl Harbor
D
Het niet-aanvalsverdrag van 1939
Slide 9 - Quiz
Juli 1941
Geallieerden
AS-mogendheden
Groot-Brittannië
Verenigde Staten
Duitsland
Sovjet-Unie
Italië
Frankrijk
Slide 10 - Drag question
De Tweede Wereldoorlog begon in met de Duitse aanval op In veroverde Duitsland onder andere de landen ,
en Een jaar later, in viel Hitler de aan. De bondgenoten die tegen Duitsland vochten noemen we de
België
Frankrijk
Nederland
Polen
Tsjechië
Sovjet-Unie
1939
1940
1941
1942
Geallieerden
As-mogendheden
Slide 11 - Drag question
Wie zijn de grootmachten vóór de Tweede Wereldoorlog?
A
Engeland, Frankrijk, Verenigde Staten, Italië
B
Verenigde Staten, Sovjet Unie, Duitsland
C
Japan, Engeland, Verenigde Staten
D
Verenigde Staten, Duitsland, Engeland
Slide 12 - Quiz
Welke 2 landen tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn bekend door hun wrede acties?
A
Italië & Zwitserland
B
Frankrijk & België
C
Japan & Nazi-Duitsland
D
VS & Engeland
Slide 13 - Quiz
Welke manier van oorlogvoeren wordt in de tekening uitgebeeld?
Gebruik de bron
A
Blitzkrieg
B
duikbotenoorlog
C
loopgravenoorlog
D
tweefrontenoorlog
Slide 14 - Quiz
A
Deze persoon heet Churchill en hoort bij Groot-Brittannië
B
Deze persoon heet Churchill en hoort bij de Verenigde Staten
C
Deze persoon heet Roosevelt en hoort bij de Verenigde Staten
D
Deze persoon heet Roosevelt en hoort bij de Verenigde Staten
Slide 15 - Quiz
De kaarten laten verschillende troepenbewegingen zien tijdens de Tweede Wereldoorlog. Wat is de juiste volgorde?
Gebruik de bron
A
Eerst 2, dan 3, vervolgens 1 en
ten slotte 4.
B
Eerst 2, dan 4, vervolgens 3 en
ten slotte 1.
C
Eerst 1, dan 2, vervolgens 3 en
ten slotte 4.
D
Eerst 4, dan 2, vervolgens 1 en
ten slotte 3.
Slide 16 - Quiz
Op welke kaart is het gebied te zien dat Duitsland en zijn bondgenoten bezet hielden in 1942?
Gebruik de bron
A
kaart 1
B
kaart 2
C
kaart 3
D
kaart 4
Slide 17 - Quiz
In 2010 werden deze lichtjes aangebracht. Alle lichtjes samen vormen een herinnering aan een historische gebeurtenis uit de Tweede Wereldoorlog. In welke stad werd dit gedaan?
Gebruik de bron
A
Amsterdam
B
Utrecht
C
Den Haag
D
Rotterdam
Slide 18 - Quiz
Dit beeld herinnert aan de Februaristaking van 1941. Het beeld wordt tegenwoordig gebruikt als startpunt voor demonstraties door mensen die zich verbonden voelen met dit symbool. Waar zijn de demonstraties die bij dit monument worden gehouden vaak tegen gericht?
Gebruik de bron
A
tegen de komst van buitenlanders
B
tegen racisme en discriminatie
C
tegen slechte huisvesting van veel arbeiders
D
tegen toenemende onveiligheid in arbeiderswijken
Slide 19 - Quiz
Hieronder staan vier beweringen over de Jodenvervolging in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Welke bewering is juist?
A
Alleen Joden waren verplicht altijd een persoonsbewijs bij zich te hebben.
B
Het grootste deel van de Joden kon de oorlog overleven dankzij de
mogelijkheid om onder te duiken.
C
Joden werden vervolgd omdat ze tegen de nazi's waren en niet op de
NSDAP stemden.
D
Na een razzia werden Joden afgevoerd naar doorgangskamp Westerbork.
Slide 20 - Quiz
Duitsland heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog veel landen aangevallen, waaronder Frankrijk, Polen en de Sovjetunie.
In welke volgorde werden deze landen door Duitsland aangevallen?
A
Frankrijk – Polen – Sovjetunie
B
Frankrijk – Sovjetunie – Polen
C
Polen – Frankrijk – Sovjetunie
D
Polen – Sovjetunie – Frankrijk
Slide 21 - Quiz
Nederland capituleert in:
A
1939
B
1940
C
1941
D
1945
Slide 22 - Quiz
In eerste instantie verandert er weinig voor de meeste Nederlanders
A
waar
B
niet waar
Slide 23 - Quiz
Alle docenten die 1942 lesgaven op reguliere scholen waren niet-Jood
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quiz
Het hele land moet hetzelfde zijn en denken wordt .. genoemd
Slide 25 - Open question
Hoe wordt het grootste Nederlandse verzet genoemd?
Slide 26 - Open question
Hoe worden mensen genoemd die samenwerken met nazi's?
Slide 27 - Open question
Hoe wordt het plan genoemd dat Britten bedachten om NL te bevrijden?
Slide 28 - Open question
Waarom was de spoorwegstaking geen succes?
A
Er deden te weinig NL'ers mee
B
De bruggen waren kapot geschoten
C
Het werd gevolgd door een razzia
D
De Nazi's gebruikten hun eigen treinen
Slide 29 - Quiz
A
De persoon met de hoed, die hier wordt gearresteerd door het verzet, heet Mussert en hoort bij de SDAP
B
De persoon met de hoed, die hier wordt gearresteerd door het verzet, heet Colijn en hoort bij de NSB
C
De persoon met de hoed, die hier wordt gearresteerd door het verzet, heet Troelstra en hoort bij de SDAP
D
De persoon met de hoed, die hier wordt gearresteerd door het verzet, heet Mussert en hoort bij de NSB
Slide 30 - Quiz
Eerste Wereldoorlog
Tweede Wereldoorlog
NL: neutraal
Loopgraven
1914
NL: bezet
1939
Jodenhaat
Hitler
Slide 31 - Drag question
"We woonden alle drie in Arnhem: Mozes, Ben en ik. Rond september 1942 kregen we ieder een oproep en zijn we op transport gezet. Toen we in het kamp kwamen, zaten er zo'n 40.000 mensen. Elke week kwamen er lege treinwagons het kamp binnen om mensen op te halen."
In de bron wordt gesproken over een kamp. Over welk kamp gaat de bron?
A
Auschwitz, omdat het gaat om een doorgangskamp.
B
Auschwitz, omdat het gaat om een vernietigingskamp.
C
Westerbork, omdat het gaat om een doorgangskamp.
D
Westerbork, omdat het gaat om een vernietigingskamp.
Slide 32 - Quiz
Wat gebeurde er kort voor de bevrijding met Hitler (in Duitsland)?
A
De Amerikanen namen Hitler gevangen
B
Hitler kwam om in de gevechten in Berlijn
C
De Russen namen Hitler gevangen
D
Hitler pleegde zelfmoord
Slide 33 - Quiz
Op de foto zie je 'Little Boy' een atoombom die op de Japanse stad Hiroshima is gegooid.
De president van de Verenigde Staten besloot tijdens de Tweede Wereldoorlog atoombommen in te zetten tegen Japan.
Welk argument had de president voor de inzet van de atoombommen?
A
De Amerikanen dachten dat bij de verovering van Japan veel van hun
soldaten zouden sneuvelen.
B
De As-mogendheden hadden een bondgenootschap gesloten met de
Sovjet-Unie
C
De Geallieerden wilden voorkomen dat de Sovjet-Unie een atoombom
zou inzetten.
D
Japan weigerde zich over te geven aan de As-mogendheden.
Slide 34 - Quiz
Welke zin over de Tweede Wereldoorlog is juist?
A
De Duitse overwinning bij Stalingrad was een keerpunt in de oorlog.
B
Duitsland, Groot-Brittannië en de VS vormden de geallieerden.
C
In 1941 werden de VS aangevallen door Duitsland en Japan.
D
Vanaf 1943 drongen de geallieerden het Duitse leger terug.
Slide 35 - Quiz
Welk land heeft nazi-Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog nooit bezet?
A
Engeland
B
Frankrijk
C
Nederland
D
Polen
Slide 36 - Quiz
Maak de goede combinaties
Bombardement van de Duitsers op Rotterdam.
Japanse aanval op Pearl Harbour.
Engeland en Frankrijk verklaren de oorlog aan Duitsland.
Twee jaar voor de Duitse inval in Nederland.
Vier dagen nadat de Duitsers Nederland binnenvielen.
Hiermee begon de Tweede Wereldoorlog.
De Duitsers bezetten Oostenrijk en Tsjechië.
De Verenigde Staten verklaren de oorlog aan Duitsland, Italië en Japan.
Slide 37 - Drag question
Hieronder staan 4 kaarten van operaties in de Tweede Wereldoorlog. Klik op de kaartjes om ze groter te maken.
Zet ze in de juiste volgorde door de gele vakjes met de cijfertjes op de kaartjes te slepen. De 1 sleep je naar de eerste operatie, de 2 naar de tweede, etc.
1
2
3
4
Slide 38 - Drag question
Hieronder vijf gebeurtenissen die te maken hebben met de Tweede Wereldoorlog.
Zet de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.
Duitsland pikt Sudetenland in.
Duitsland verklaart oorlog aan Amerika.
Rusland verklaart Duitsland de oorlog.
Duitsland valt Polen binnen.
Engeland en Frankrijk verklaren Duitsland de oorlog.
Slide 39 - Drag question
Hieronder staan drie namen van personen en drie tegenstanders.
Wie heeft de uitspraak uit de bron gedaan? En tegen welke tegenstander moest worden gevochten?
Een uitspraak tijdens de Tweede Wereldoorlog (1941):
Vandaag werd de Sovjet-Unie aangevallen. Daarom zullen wij Nederlanders, nu de omstandigheden ons daartoe dwingen, samen vechten met de bevolking van de Sovjet-Unie. Wij zullen dit doen, ook al zijn we het in veel opzichten niet met de Sovjet-Unie eens. We moeten samen zien te winnen.
De uitspraak is van ...
om te vechten tegen ...
de Japanners in Azië
de Duitsers in Europa
de communisten aan het oostfront
koningin Wilhelmina
Mussert
Troelstra
Slide 40 - Drag question
Welke titel hoort bij de kaart van Europa?
Gebruik de bron
A
bondgenoten van Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog
B
Duitsland, bondgenoten en door Duitsland bezette gebieden
C
landen die deelnemen aan de Eerste Wereldoorlog
D
lidstaten van de NAVO tijdens de Koude Oorlog
Slide 41 - Quiz
D-Day vond plaats op:
A
10 mei 1940
B
7 december 1941
C
6 juni 1944
D
8 mei 1945
Slide 42 - Quiz
De Tweede Wereldoorlog eindigde in Nederland op:
A
10 mei 1944
B
10 mei 1945
C
5 mei 1945
D
4 mei 1945
Slide 43 - Quiz
Door welke gebeurtenis eindigde de Tweede Wereldoorlog?
A
Bom op Nagasaki
B
De val van Berlijn
C
Bom op Hiroshima
D
Operatie Market - Garden
Slide 44 - Quiz
Japan geeft zich definitief over na:
A
bom op Hiroshima
B
bom op Nagasaki
C
bom op Pearl Harbor
D
Zelfmoord Hitler
Slide 45 - Quiz
Nederlands Indie wordt onafhankelijk in...
A
1918
B
1933
C
1945
D
1949
Slide 46 - Quiz
De gouverneur-generaal van Nederlands-Indie tussen 1926 en 1931 heette de Graeff
Wat bedoelt de gouverneur-generaal de Graeff in de bron?
A
De Nederlanders zullen de strijd tegen het nationalisme uiteindelijk verliezen.
B
Hij bedoelt dat Soekarno zo snel mogelijk gouverneur-generaal moet worden.
C
Indonesiërs die in het westen hebben gestudeerd zijn niet nationalistisch.
D
Volgens hem kan Nederland de Indonesische nationalisten makkelijk verslaan.
Slide 47 - Quiz
Soekarno was:
A
de leider van de nationalisten in Indonesie
B
een collaborateur
C
een vrijheidsstrijder
D
een Japanse generaal
Slide 48 - Quiz
Soekarno werd de eerste president van Indonesië
A
waar
B
niet waar
Slide 49 - Quiz
Wat was het belangrijkste doel van Soekarno?
A
Hij wilde de armoede van de Indonesische bevolking aanpakken.
B
Hij wilde dat de Koningin ook na de onafhankelijkheid Koningin overIndonesië bleef.
C
Hij wilde dat Nederlands-Indië onafhankelijk werd.
D
Hij wilde samenwerking tussen de PNI en Nederland.
Slide 50 - Quiz
Wat gebeurde er met Soekarno na de bezetting van Japan?
A
Niks hij bleef vastzitten
B
Hij werd bevrijd en ging samenwerken met de Japanners
C
Hij werd hoogste bestuurder van Indonesië
D
Hij wist te ontsnappen en vluchtte naar Nederland
Slide 51 - Quiz
Waarom wordt Soekarno als een landverrader gezien?
A
Hij heeft samengewerkt met de Japanners
B
Hij gaat tegen het Nederlandse gezag in
C
Hij knipt constant de blauwe ban van de Nederlandse vlag af