This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Thema 1: Inleiding in de biologie
Basisstof 3: Plantaardige en dierlijke cellen
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
Herhaling
Leerdoelen doornemen
Uitleg basisstof 3: Plantaardige en dierlijke cellen
Aan het werk
Verwerking
Slide 2 - Slide
MRI dwarsdoornede
Slide 3 - Slide
Benoem de organen
Slide 4 - Open question
Slide 5 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan ik...
Delen van dierlijke cellen en plantaardige cellen herkennen en de functies ervan benoemen.
Een microscoop gebruiken en daarmee (delen van) organismen bestuderen.
De verschillende soorten plastiden herkennen en benoemen.
Slide 6 - Slide
Plantaardige en dierlijke cellen
Teken eens uit je hoofd een plantaardige cel en een dierlijke cel.
Benoem de verschillende organellen van deze cellen.
Vergelijk je tekening met je buur.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Plantaardige en dierlijke cellen
Cellen hebben organellen: Een deel van een cel met een eigen functie
Voorbeelden van organellen: Celmembraan, celwand, cytoplasma
Slide 9 - Slide
Ken je nog andere organellen?
Slide 10 - Mind map
Benoem een organel en de bijbehorende functie
Slide 11 - Open question
Verschil tussen plantaardige en dierlijke cellen
Plantaardige cellen hebben een celwand en een vacuole
Plantaardige cellen hebben plastiden (korrels):
Chloroplasten (bladgroenkorrels)
Chromoplasten (kleurstofkorrels)
Leukoplasten (dienen om stoffen als vet, zetmeel, en eiwit in op te slaan)
Plastiden kunnen overgaan in andere
Slide 12 - Slide
Verschil tussen plantaardige en dierlijke cellen
Plantaardige cellen hebben een celwand en een vacuole
Plantaardige cellen hebben plastiden (korrels)
Chloroplasten (bladgroenkorrels)
Chromoplasten (kleurstofkorrels)
Leukoplasten (dienen om stoffen als vet, zetmeel, en eiwit in op te slaan)
Plastiden kunnen overgaan in andere
Slide 13 - Slide
Een wortel is oranje. De delen die boven de grond uitkomen zijn groen. Hierbij gaat de ene soort korrel (A) over in een andere soort korrel (B). Welke korrel is A en welke is B?
A
A: Chromoplast
B: Leukoplast
B
A: Leukoplast
B: Chloroplast
C
A: Chloroplast
B: Chromoplast
D
A: Chromoplast
B: Chloroplast
Slide 14 - Quiz
Met welk instrument bekijk je cellen (op school)?
A
Elektronenmicroscoop
B
Lichtmicroscoop
C
Telescoop
D
Stethoscoop
Slide 15 - Quiz
Aan het werk!
Wat: Basisstof 1 t/m 3 van thema 1
Hoe: Alleen of in tweetallen (fluisteren)
Tijd: 15 minuten
Hulp: Steek je vinger op of overleg met je buur
Klaar: Bekijk je opdrachten en evalueer deze. Maak de test jezelf, lees daarna basisstof 4 door.